Amsterdam-Spinozawandeling 


WapenEglentier



BLAZOEN AMSTERDAMSE REDERIJKERSKAMER
d’EGELANTIER ‘IN LIEFDE BLOEYENDE’



AMSTERDAM in de 16e en 17e eeuw

 

1a.(Brakke Grond, Nes 45) INLEIDING BIJ WANDELINGEN AMSTERDAM SPINOZA

kaart1648_2gebieden952

Aan deze linkerkant van de pagina 'a’damse spinozawandelingen' een schets van 17e eeuwse ontwikkelingen in Amsterdam aan de hand van genummerde locaties. Aanvankelijk hoorden deze locaties bij enkele specifieke wandelingen, vandaar de volgorde. Het staten- en grachtenplan van de Amsterdamse binnenstad, soms de huizen en zelfs de functies, die deze vervulden, zijn nog sterk overeenkomstig die van deze kaart uit 1649. De cultuur-historische schets vormt een achtergrond bij Spinoza's leven en werk. Hierover meer aan de rechterzijde van deze pagina. Door de combinatie van locaties en onderwerpen is de volgorde van de onderwerpen noodzakelijkerwijs nogal willekeurig.

Veel culturele, economische en wetenschappelijke ontwikkelingen in het culturele leven en denken in de 17e eeuw vallen af te lezen uit de architectuur en emblemen:
-       De gevelstenen of bevatten symbolische afbeeldingen en praktische aanduidingen over de bewoner
-       De architectuur van bouwmeester Hendrick de Keyser (1565 - 1621) met bruine baksteen en wit beeldhouwwerk en natuurelementen valt in een periode van opleving van natuurfilosofie. Zijn torens konden van verre worden gezien door de scheepslui, wanneer ze terugkeerden van lange tochten over zee
-     De latere bouwmeester Jacob van Campen (1596 - 1675) heeft meer wiskundige figuren, zoals een timpaan; deze zijn te zien bij het Stadhuis en de ingang van de Schouwburg aan de Keizersgracht, die hij bouwde.


Jacob van Campen, die samen met Constantijn Huygens Hofwijck (in Voorburg) ontwierp, greep terug op ideeën van de romeinse Vitruvius, die ook Renaissance schilders en Hans Vredeman de Vries beïnvloedde. Dit is ook te zien in Leonardo da Vinci's Vitruvian man. Hierbij ging men ervan uit dat bepaalde verhoudingen door mensen aangenaam worden gevonden, vooral als de verhoudingen al in de aard van de mens zitten. Nieuwe architectuur riep de vraag op, wat je wilde uitstralen en zeggen met een gebouw. Het stadhuis op de Dam (nu het Paleis op de Dam), dat tussen 1648 en 1665 werd gebouwd, aanvankelijk door Jacob van Campen ontworpen, straalt de ontwikkelde wetenschap uit; het moest het achtste wereldwonder worden. De Opstand tegen de Spanjaarden moest er op heldhaftige wijze in worden geëerd. Wat moest groter worden: de bestaande kerktoren of het Stadhuis, een 17e eeuwse discussie over de verhouding kerk en staat?  

De KAART UIT 1649 (hierboven) laat het gebied zien waar Spinoza (1632-1677) tussen zijn 17e en 30e jaar (1649-1661) zal hebben gelopen en welke indrukken hij er kan hebben opgedaan. Eerst als handelaar. Later woonde hij aan het Singel en kwam in de Dirk van Hasseltsteeg bij zijn uitgever Rieuwertsz.   Het linkerdeel van deze webpagina schetst vooral de Amsterdamse achtergrond; het rechterdeel de plekken waar Spinoza en zijn geestverwanten veel kwamen en waarover zij spraken. De nummers correponderen met de locatielijst.


kl-Hofwijckdavinci(links Leonardo DA VINCI, 1452-1591, 'Vitruviusman' uit 1590, wiskundige exactheid in de kunst, 'de gulden snede'; rechts Hofwijck''). De tuin vormt een belangrijk onderdeel van het ontwerp van Hofwijck. Ook het huidige Bijbels Museum (Herengracht 364-370) uit 1662 van Vingboons heeft een bezienswaardige tuin; binnen is een geurenkabinet. De mogelijkheden de Natuur te ontdekken met microscoop en telescoop, leiden er voor Constantijn Huygens en voor velen met hem tot het idee dat God niet alleen tot de mens sprak door de Bijbel maar ook door het 'Boek van de Natuur'. 




2. BEURS (Rokin/Beurspoortje bij Dam)


BeursRokinBEURS VAN HENDRIK DE KEIJZER UIT  1611; AANZICHT ZUIDZIJDE; GELEGEN AAN  ZUIDZIJDE VAN DE DAM (ROKIN)

In de 16e eeuw had de Amsterdamse handel zich in aanzienlijke mate ontwikkeld. Vanaf 1611 stond op deze plek  al een grote Beurs, gebouwd door Hendrick de Keyser. Het plaatje toont hoe levendig het toen was rond de Beurs. Verder is te zien is dat de Amstel hier dan nog onder de Beurs doorstroomt.

Het water, de handel, de Beurs, het zijn belangrijke schakels in de geestelijke veranderingen die plaatsvonden. Nieuwe ideeën ontstonden ook in andere handelssteden met ligging aan het water zoals Antwerpen, Brugge, Gent, de Hanzesteden, Venetië.

De uitbreiding van de overzeese handel, de techniek die daarvoor nodig was, de mogelijkheden om geld te investeren en te vermeerderen, dit alles bracht immense veranderingen met zich mee, waarbij nieuwe denkbeelden hoorden. Bij voorbeeld moesten er 'omgangs'regels komen voor ontmoetingen op zee met schepen van andere landen. hugoboekenkistDe rechtsgeleerde HUGO DE GROOT (1583-1645) (rechts, in boekenkist) vond dat ieder schip recht op doorgang zou moeten hebben, zodat voor niemand de handel werd belemmerd. Hij ontwikkelt een natuurfilosofie, waarin mensen en volken van wat voor religie of nationaliteit dan ook afspraken zouden moeten maken over gelijke rechten.

Aan de noordkant van de Beurs zitten boekwinkeltjes. Boeken waren een belangrijk handelsproduct voor Amsterdam. Spinoza’s uitgever was Jan Rieuwertsz (1617-1687), die ook de Nederlandse vertaling van Descartes uitgaf. Klik hier voor de exacte locaties van Beurs en Dam omstreeks 1630.

In Amsterdam is het belangrijkste deel van de handel in de eerste helft van de 17e eeuw gericht op de landen aan de Baltische Zee, de Noordse handel. Het heeft een belangrijke positie in de handel omdat de handelaren een naam van betrouwbaarheid hebben (informatie in het huis van de graankeurmeesters in de N.Z. Kolk). De Witsenfamilie, die later veel burgemeesters zal leveren, zaten in de graanhandel. Wapenhandelaar Louis De Geer (1587-1652) verbindt zich in hoge mate met de strijd om de Hervormde zaak, onder andere in de 30-jarige oorlog, heeft uitstekende contacten met Zweden en is sterk internationaal-georiënteerd.

In 1594 werd door Amsterdamse kooplieden, waaronder Hendrick Hudde (na twee jaar Bicker, Pauw en Dirck van Os uit de Nes) een vloot naar oost-Indië ingericht voor de inkoop van specerijen. In 1602 wordt de VOC opgericht; in 1623 de WIC. Deze compagnieën geven aandelen uit en zullen belangrijk bijdragen aan de toenemende rijkdom in de Republiek. Het zijn aangelegenheden van de hele Republiek, welke worden besproken in de Staten-Generaal: iedereen kan aandelen kopen en de winsten innen. De leiding berust bij de Heren XVII voor de VOC en de Heren XVIII voor de WIC, die samenkomen in Amsterdam. De Amsterdamse V.O.C.-kamer is de grootste met meer dan de helft inleg. Onder de eerste Amsterdamse inleggers Bicker, Pauw, Reynst en Geurt Dircksz. De VOC en WIC hadden de monopolies op hun handel: de VOC mocht verdragen sluiten, forten bouwen, garnizoenen beschikbaar stellen, alles behalve een eigen staat stichten. De inwoneraantallen van 60.000 van Amsterdam en 12.000 van Rotterdam zouden meer dan verdrievoudigen tussen 1600 en 1675. Van Oldenbarneveldt smeedde de provincies, die elkaar onderling naar het leven stonden, aaneen om zo de Spanjaarden en Portugezen te verslaan. En iedereen verdiende aan de oorlog met de staatsvijand.  Internationaal verschoof de economische macht hierdoor van Sevilla en Lissabon naar Amsterdam en Londen (waar een vergelijkbare organisatie de EIC in 1600 werd opgericht maar op kleinere schaal), (Vanvugt, 2017).

 

Doopsgezinden maakten bezwaar tegen handel uit de koopvaart. Ook anderen wilden een minder gewelddadige handelsvaart organiseren. De VOC-directie vroeg Hugo de Groot, de secretaris van Van Oldenbarneveldt, om de kaapneming schriftelijk te verdedigen. Van zijn hand verscheen 'De Iure Praedae', recht op buit, een pleidooi voor mensenhandel en kaapvaart, gewettigd met een oorlogstheorie. De Groot spoorde alle soorten protestanten aan om overzee buit en profijt te zoeken; zij zouden 'koning en paus' tegelijk bestrijden door naar Indië te varen. Niet iedereen ging helemaal hierin mee. Zeeland verbood mensenhandel. Bredero is tegen in 'Moortje'.

 

In de 16e eeuw was met de ontwikkeling van de scheepvaart en de ontdekking van Amerika de 'handelswereld' buiten Europa verdeeld tussen Spanje (Amerika) en Portugal (Azië). Dit ging weinig zachtzinnig, zowel tussen Europese staten en de bemanning van boten onderling als in de benadering van de mensen die van oudsher in deze gebieden woonden. Vanvugt spreekt van een 'roofstaat', wat met veel afschrikwekkende verhalen wordt toegelicht. De bemanning van de schepen was niet van het fijnste soort en het leven aan boord was gevaarlijk. Slechts een derde van hen zou terugkeren.  


1b. REDERIJKERIJ (Nes 45; Gelderse kade 16)Nes_Grote_en_kleine_vleeshal_Amsterdam_1611

NES VLEESHALLEN; ANATOMIE;
REDERIJKERSKAMERS d'EGLANTIER ‘IN LIEFDE BLOEIENDE’ EN WIT LAVENDEL

In de Nes boven de vleeshallen in het vroegere Margarethaklooster (rechts) kwamen Rederijkers bijeen. De Eglantier bestond al vanaf 1518. Rederijkerskamers waren oorspronkelijk religieuze broederschappen die kerkelijke feestdagen opluisterden met mysterie-spelen, processies en tableau-vivants. goudeneeuw_feestZe hebben onder meer door hun openbaar straattheater een breed bereik. De Rederijkerskamers in de Nederlanden wisselen onderling uit. Het ging er vaak vrolijk aan toe, zoals te zien is (rechts) op zwierige schilderijen van FRANS HALS (1587-1666) uit Haarlem, waar de Rederijkerskamer 'Trou moet blyken' actief was. De Eglantier kende prominente leden met dichters als Spiegel (1549-1612), Roemer Visser (1547-1620), Bredero (1585-1618) en Hooft (1581-1647), die vaak ook politieke invloed hadden. In hun gedichten en theaterstukken ontwikkelt zich een nieuwe eigen ethiek los van een verwijzing naar een bepaalde God. Ze gebruiken vaak symbolen uit de natuur.  Ze komen vaak samen in het huis van Roemer Visscher (Gelderse kade 16) en later bij Hooft op het Muiderslot.

thumb_Dirck-Volkertsz-Coornhert
COORNHERT

Boetthius_gevangenisWat omstreeks 1600 ten tonele wordt gevoerd is vaak ‘Zedekunst’ en gaat over de vraag ‘Hoe moet ik leven in deze veranderende tijd?’. Dirck Volkertsz Coornhert (1522-1590), lid van d’Eglantier, schreef lang vóór Spinoza in 1585 de eerste Nederlandse Ethica ‘Zedekunst dat is Wel-levenskonste’. Op advies van zijn vriend Spiegel verwijst hij hierin niet naar God, hoewel in Coornhert's eigen leven de beleving van het goddelijke een belangrijke rol speelde. Een andere belangrijke bijdrage van Coornhert was de vertaling in het Nederlands van Latijnse werken als van Seneca (-4-65) en Cicero (-106- -43). Naast deze werken over ethiek uit de romeinse tijd vertaalde hij Boëthius 'Vertroosting van de philosophie'. BOËTHIUS (480-525) schreef dit boek over de troost van het denken vanuit de gevangenis (rechts). Coornhert-zèlf noemt het denken het 'vonxcen van het goddelijk licht'. Dergelijke goedgekozen boek-vertalingen, die door de boekdrukkunst onder velen verspreid konden worden, droegen bij aan het zelfstandig denken in de eigen taal. Coornhert schreef verder in de vorm van gesprekken met vrienden zoals Spiegel  over 'het hoogste goed', over wat het belangrijkste in het leven is.


Binnen de theologische controversen van zijn tijd, richt Coornhert zich tegen Beza (1519-1605) en Calvijn (1509-1564) over het doden van ketters en de predestinatie. Deze zou inhouden dat het kwaad van God komt en elk motief om goed te doen wegnemen. Hierbij argumenteert hij in de lijn van Castellio (1515-1563), Franck (1499-1543) en Schwenkfeld (1489-1561). Hiermee pleit hij voor gewetensvrijheid, volkomen godsdienstvrijheid en bevordering van religievrede. Ook richt hij zich tegen de Leidse hoogleraar Lipsius (1547 - 1606). De ideeën van Coornhert, o.a. voor gewetensvrijheid, zijn terug te vinden in de Unie van Utrecht (1579). De ideeën van Calvijn in de 'Akte van Verlatinghe' uit 1681; Willem van Oranje ondertekende dit door Beza opgestelde document, omdat het calvinisme de reformatorische stroming was, die de opstand toestond (dit in tegenstelling tot Luther). Ook reformatorische stromingen uit andere landen hadden het calvinisme tot grondslag genomen (o.a. de hugenoten en de Schotse puriteinen). De twee documenten liggen ten grondslag aan de staatsvorming in de lage landen. Hiertussen ligt echter een spanningsveld, dat regelmaig in tegenstellingen tot uiting komt. Enerzijds Coornhert, die stelt dat de opstand juist gericht was tegen het ketterdoden van de Spaanse inquisitie en daarom zou je met de calvinisten van de regen in de drup komen, als zij het doden van ketters niet verwierpen. De orthodoxen zagen in gewetensvrijheid een gevaar voor de eenheid en veiligheid van de staat.
Rosa_eglanteria_img_3218
Het blazoen van de EGLANTIER (rechts), een roos, wordt door de graficus Coornhert geplaatst in zijn omgeving. De roos wordt bezocht door een bijtje, dat de honing (liefde) verspreidt en wordt belaagd door de sluipspin (gevaar!); de roos heeft doornen ontwikkeld. Spinoza’s zegel lijkt opvallend sterk op het blazoen van d’Eglantier. Espinoza betekent ‘doorn’. Spinoza gebruikt in zijn zegel dezelfde roos in combinatie met dit 'verdedigings-wapen’: een doorn en zijn zinspreuk ’CAUTE’, ‘PAS OP’.  Verder lijkt de vormgeving van de egelantier op het zegel op de gekruisigde op het blazoen (zie bovenaan). Naast elkaar vormen het blazoen en de zegel zo een (misschien toevallige) illustratie van de overgang van religieus denken naar natuurfilosofie en van Spinoza's gelijkstelling van God met de Natuur. Deze twee denkwijzen bleven in de zeventiende eeuw naast elkaar bestaan.

De natuurkundig ingenieur Simon Stevin (1548-1620) stelt in zijn boek 'Het burgerlick leven' (1590) dat mannen van de wetenschap misschien niet meer in God kunnen geloven, maar zij dienen zich uiterlijk te gedragen alsòf en vrouwen en kinderen dienen te worden aangemoedigd in geloof.

In de volgende eeuw zullen wetenschappers losser komen te staan van het traditionele geloof, dat wil zeggen van de hun bekende geloofsinhoud gekoppeld aan traditionele dogma's en bepaalde ceremoniën, en daarmee van niet altijd meer in de traditionele geloofsgemeenschap passen. Er zijn veel voorbeelden van wetenschappers (L. Kooijman: Stensen, Swammerdam, Kerckrinck, Chr. Huygens), die een geloofskrisis doomaken (Kooijmans noemt het ziel-angst of zielenood) en een groot verlangen naar geloof. Andere wetenschappers gaan de bijbel op wetenschappelijke wijze plaatsen (Erasmus, Vossius, Spinoza) of gaan naar andere landen om te bestuderen wat de mensen daar geloven (Kircher, Witsen, Leibniz). Dit leidt tot een inhoudelijke verandering van het geloof en soms een geloofsbeleving in geheime genootschappen (opkomst van de rozekruizers en vrijmetselaars) en gemeenschappen (Anna Maria van Schurman).

In het begin van de 17e eeuw zat naast d'Egelantier ook de Rederijkerskamer 'Wit Lavendel' in de Nes/Brakke Grond (gebouwd in 1654). Van deze kamer was  Vondel lid. Bredero (lid van d'Eglantier) is op deze plek geboren (zie bord aan de muur) en groeide hier op. Vondel is vlakbij in de Warmoesstraat opgegroeid. Op  latere leeftijd kreeg hij een baantje in de buurt bij de Bank van Lening (Nes 57).


10. GEVELSTENEN/ (GELD)MORAAL  (Oude Zijds Voorburgwal 300)


entree_leenhuisGEVELSTEEN BOVEN INGANG STADSBANK VAN LENING: HOOFDSOM MET RENTE TERUG

Opeens raakten mensen in financiële welstand. Hoe daar mee om te gaan? Nieuwe ideeën werden niet alleen via de kerken en toneelspel verspreid. Op verschillende plekken in de stad getuigen de rijmpjes aan de muren van een nieuwe moraal. Op de gevelsteen boven de ingang van de Bank van Lening staat dat men zaken van waarde kan belenen maar wel met RENTE (links) moet terug betalen. De protestantse ethiek stond winstmaken toe in tegenstelling tot de katholieke moraal. Er is nog wèl een zij-ingang waar de ‘nooddruftige’ zijn spullen voor een klein bedrag kon verpanden.

Coornhert (zie hierover Schama) had zijn ideeën over rijkdom verwerkt in de ‘Comedie van de Rijckman’. De teneur in zijn financiële ethiek: rijkdom-zèlf is niet verkeerd, maar wel een verkeerd gebruik ervan. Coornhert’s ethiek is die van ‘het genoeg’. Tegenover de levenswandel van een personage ‘Veel Behoeven’ stelt hij een ‘natuurlijk genoeg’. Deze manier van tegen geld aankijken, wordt vrij gebruikelijk in die tijd. Wat aan geld over is na het ‘genoeg’, gaat naar goede doelen, bij voorbeeld naar een 'hofje voor ouderen'. Of het wordt besteed aan opdrachten aan schilders. Bekend is dat De Geer als 'mercator sapiens', een koopman die geld besteed aan wetenschappen, beschermheer werd van de Tsjechische pedagoog Comenius (1592-1670). Dit is ook in de lijn met Calvijn, die de mens ziet als rentmeester, die sociale verplichtingen heeft.

Een ander bekend toneelstuk (1617) met 'geld'moraal is 'Warenar' van P.C. Hooft en S. Coster. Warenar is in feite geen vrek, maar een tragikomische figuur, die door een onverwachte vondst volkomen de kluts kwijt raakt, en geheel gebiologeerd is door deze schat. Maar aan het einde kan hij zijn schat loslaten en wegschenken: het was geen gierigheid maar obsessie die hem gebonden hield.


boven_pandjeshGEVELSTEEN BOVEN DE ZIJ-INGANG/ De ‘nooddruftige’ kan hier aankloppen voor ‘EEN CLEYN GELT’


9. BEHOEFTE AAN WETENSCHAP (Atheneum illustre; Oude Zijds Voorburgwal 231)
 

olifant_R
EEN OLIFANT OP DE DAM (REMBRANDT  1638)


In Amsterdam bloeiden de wetenschappen ten gevolge van de handel. Er werden kaarten gemaakt; scheeps-apparatuur werd ontwikkeld. Mensen namen van alles mee uit verre streken. Aan de Kloveniersburgwal 87-89 toont Blauw-Jan zijn verzameling. Hansken is een op Ceylon geboren olifant die in 1633 met een schip van de Verenigde Oostindische Compagnie naar Amsterdam wordt gebracht, en op de Dam wordt getoond. 


Er ontstaat behoefte aan een Amsterdamse universiteit. Door de bestaande universiteiten wordt Amsterdam echter niet een volledige universiteit toegestaan. In 1632 wordt wel een universiteit op beperkte schaal ingericht, het Atheneum Illustre. Hier kon een vooropleiding voor een studie in Leiden worden gevolgd. Dáár, in Leiden, werden de examens afgenomen. Hiermee blijft de wetenschappelijke controle bij Leidse professoren als Gomarus (1563-1641). En bij Revius (1586-1658), één van de felste pleitbezorgers van kettervervolging. Hij had hierin een voorganger gehad in Lipsius (1547-1606): 'De mens moet zijn lot accepteren'. Het doden van ketters was in zijn ogen onvermijdelijk. 'Brandt het kwaad weg om het geheel te houden'. Gomarus was de tegenstander van Arminius (1560-1609). Lipsius was leermeester geweest van Maurits van Oranje, die ook bij de strenge Lipsius in huis had gewoond.

Arminius was aanvankelijk nogal streng in de leer. Toen hij probeerde de standpunten van de vrijzinnige Coornhert te weerleggen en zich verdiepte in diens ideeën, werd hij gegrepen door diens tolerantie-ideaal. Blauw-janHij werd een van de meest tolerante religieuze leiders van ons land en had met name onder intellectulen veel aanhang. Hoewel de bevolking grotendeels op de hand was van Gomarus, waren de meeste intellectuelen Arminiaan.

(rechts) Verzameling BLAUW-JAN (Kloveniersburgwal).

Constantijn Huygens (1596-1687) had een hoge positie aan het Hof van Frederik Hendrik (1584 -1647). Daardoor kon hij een stempel drukken op diens kunstcollectie en kon hij ook Barleus en Vossius financieren. Bij de opening van het Atheneum Illustre spraken Barleus (1584-1648) (hij sprak over matiging van het verlangen naar geld), de arminiaan Vossius (1577-1649) (met een lezing dat wijsbegeerte de de oorzaak geeft van alles) en was Hugo de Groot (Grotius) aanwezig. Ook sprak Hortensius (1605-1639), die contact had met de Bredaase Beeckmans (1588-1637), de wiskundige die Descartes beïnvloed heeft.

Het was tenminste iets, maar mensen als Bredero, Coster en Hooft hadden liever in Amsterdam een universiteit gehad met Nederlands als voertaal.

UNIVERSITEITEN EN KONINKLIJKE ACADEMIES
De belangrijkste universiteiten waren die uit Franeker, Leiden en Utrecht. In 1660 werd in Londen de Royal Society opgericht door Wren; de secretaris was Oldenburg. Actief lid o.a. Boyle. Constantijn Huygens onderhield contacten met Wren. In Parijs kwam in 1666 de Académie des sciences, waarin Christiaan Huygens een belangrijke rol speelde. Andere vorsten probeerden ook een kring van wetenschappers rond zich te scharen, maar de Engelse bleef het meest prestigieus. De Franse (hugenootse) universiteit van Saumur, Thévenot les gaf, met wie o.a. Hudde en Swammerdam contact hadden zou in 1688 (met de terugdraaiing van het verdrag van Nantes door Lodewijk XIV) worden gesloten.




1. DETERMINISME/DESCARTES (Oude Zijds Voorburgwal 282-296/ Nes 45. Brakke Grond)anatomisch_R

ANATOMISCHE LES VAN NICOLAAS TULP REMBRANDT (1632)

Destijds opereerden er in de panden aan de Nes wel eens (Vlaamse) artsen. Rembrandt schilderde ‘de Anatomische les van Nicolaas Tulp (1593-1674)’. Het toont de in die tijd een toegenomen belangstelling voor het lichaam.


Vinderskamer_NespleintjeOp de begane grond waren hier vleeshallen. Van de aanwezigheid van het Gilde der vleeskeurders ('Die Vinderskamer', rechts) getuigt een gevelsteen op het Nespleintje. Bekend is dat DESCARTES (1590-1650) graag bij slagerijen rondneusde. Daarbij ontdekte hij dat het hart niet een mystiek orgaan is, maar een soort pomp die werkt volgens logische wetten van oorzaak en gevolg. De werking van het hart is een bekend voorbeeld in de uitleg van zijn wetenschappelijke methode (in ‘Discours de la methode’ uit 1637), die er op is gericht de wetten van oorzaak en gevolg bloot te leggen. Zijn methode legde de grondslag voor de hedendaagse wetenschapsbeoefening. Descartes was destijds aanvankelijk zeer omstreden aan de universiteiten. Het cartesianisme was de grondslag voor 'mechanisering' van het wereldbeeld en gaat uit van de grondgedachte dat alle menselijke kennis één systematisch, hiërarchisch geordend, bouwwerk vormt. Spinoza zal Descartes ook op onderdelen kritiseren, maar anders dan de behoudende kritiek van o.a. de Utrechtse Voetius (1589 - 1676).


swammerdam_slakkenDat vanuit Leiden tot zeer lang  censuur wordt uitgeoefend op de wetenschap, blijkt bij voorbeeld uit de benoeming van Burchard de Volder (1643 - 1709) tot hoogleraar filosofie in Leiden in 1670. Wel was de focus veranderd. Het cartesianisme was gangbaar geworden, maar 'monistische' onderzoekingen, die bij voorbeeld duidelijk maakten dat er geen geest betrokken was bij de voortplanting en dat in het eitje al het diertje in kleine vorm aanwezig was, werden pas vertraagd tot de wetenschappelijke kennis gerekend.

Swammerdam_luisIn deze periode leidde de ontwikkeling van de microscoop tot nieuwere inzichten in de anatomie en bij voorbeeld de voortplanting, die gerekend werden tot 'gevaarlijke kennis' (samenvatting van L. Kooijmans, 2007). Jan Swammerdam (1637 - 1680) deed tal van nieuwe ontdekkingen. Zijn werk werd pas 57 jaar na zijn dood in het werk van Boerhaave de 'Bijbel der natuur' (1737) officieel gemaakt. Boerhaave zelf was niet aangesteld als botanist, het vakgebied waarin hij zijn belangrijkste ontdekkingen deed, maar als hoogleraar in de medicijnen. Bekende namen op anatomische gebied zijn verder Niels Stensen, Franciscus De leBoë Sylvius, Kerckrinck, Ruysch. Swammerdam deed een aantal bijzondere ontdekkingen bij 'gewone kleine 'dierkens'', zoals bij de LUIS (rechts) en de paringsdans van SLAKKEN (linksboven). Hij was er goed in de grote, algemenere, lijn te zien. Dit kon in zijn consequenties voor het geloven gevaarlijk-grensverleggend zijn. Zo stelde hij dat 'grotere dieren geacht werden verstandiger te zijn, maar dat ook insecten werden gedreven door wat hij omschreef als ‘een verstandige ende bijsondere geest’, die op een efficiënte manier was ingericht op zelfbehoud. Hij stelde vast dat er zowel over hogere en lagere dieren eigenlijk heel weinig bekend was, maar dat hem inmiddels wel duidelijk was geworden dat het onderscheid dat doorgaans werd aangebracht tussen volmaakte dieren en ongedierte in elk geval geen grond had.

3. POLITIEKE MACHT IN AMSTERDAM (Dam)

wederdopers_op_de_Dam
De Dam vormde door de jaren heen een belangrijk podium voor reële politieke macht en machtstrijd.
OPSTAND WEDERDOPERS OP DE DAM 1535


Al in 1535 was de Dam podium geweest voor een opstand van de ‘WEDERDOPERS’ (gravure van Claes Jansz Visser, links). Deze hielden een demonstratie door naakt te gaan lopen. Hiermee gaven ze uiting aan hun ideaal van gelijkheid van alle mensen. Deze vreedzame demonstratie werd hard onderdrukt door de politie. Executies volgden.

Anneken_Hendriks-wederdopers
De doopsgezinde ANNEKEN HENDRIKS (rechts) werd in 1571 geëxecuteerd op de Dam. Zij werd met buskruit in de mond in het vuur gegooid. In de manier van straffen wilde het gezag het publiek duidelijk maken, wat niet mocht en hoe het af kon lopen als verboden werden overtreden.


Rembrandt_Elsje_ChristiaansIn 1535 woonde Coornhert om de hoek in de Warmoesstraat 111. Hij was toen 13 jaar. Mogelijk legden dergelijke taferelen een basis voor zijn latere strijd tegen het doden van ketters (Uit: 'Proces van 't ketterdoden, 1590'). En voor zijn ideeën over hervorming van het strafrecht en de strafpraktijk, ook voor andere wetsovertreders dan gewetensbezwaarden en politieke gevangenen.

Vanuit het Stadhuis werd rechtgesproken. Naar de publieke ophanging op de Dam kwamen veel mensen kijken. Rembrandt maakte in 1664  een tekening van Elsje Christiaans.

ELSJE CHRISTIAANS (links).

Zij was na de terechtstelling te zien op het Galgenveld in Noord, samen met de oorzaak van haar terechtstelling: de bijl waarmee ze iemand had gedood.


ALTERATIE
Hoewel er vrijheid van godsdienst bestond in de Republiek, was de gereformeerde calvinistische kerk sinds de ALTERATIE (onder) in 1578 de officiële kerk in Amsterdam. De officiële kerk had onder meer tot taak zorg te dragen voor diensten voor iedereen, zoals bij een huwelijk en begrafenissen. In Amsterdam was er een opstand aan voorafgegaan, die zich afspeelde op de Dam. Sindsdien werden hier op de Dam in de van oorsprong Katholieke Nieuwe Kerk gereformeerde diensten gehouden. De verdiensten van de Calvinisten in de opstand en oorlog tegen de Spanjaarden hadden hen die speciale positie doen opeisen. Eigenlijk had Amsterdam, waar ook veel katholieken woonden, niet gewild dat de Katholieke priesters en stadbestuurders zo de stad uit werden gezet, evenals Willem de Zwijger en D.V. Coornhert. Fanatieke calvinistische geuzen onder Lumey hadden steden bevrijd maar ook huisgehouden, ook onder niet-Spaanse troepen. De van huis uit eerder Lutherse dan calvinistische Willem de Zwijger heeft de akte van Verlatinghe (model gemaakt door Beza, een leerling van Calvijn) in 1581 getekend conform een besluit van de vergadering van de Staten-Generaal omdat het calvinisme Opstand toestaat, waar Luther wat dat betreft terughoudend was. Ook andere protestantse stromingen (waaronder de Hugenoten) ondersteunden de ideeën uit de Akte Van Verlatinghe.

 

 

Alteratie_in_Amsterdam_1578

 
BEELDENSTORM
Na de beeldenstorm van 1566 zijn de kerkinterieurs geleidelijk aan versoberd. Constantijn Huygens (1596-1687) lichtte dit als volgt toe: 'Onze godsdienst is zo eenvoudig als ze van onze wijze meester is ingesteld. Zonder de minste bijvoegingen van pracht en zwier.graffiti-saenredam-interior-buurkerk-utrecht-NG1896-fm Zulks prijs ik ten hoogste. Wat anderen ook mogen zeggen ten voordele van de gevoeglijkheid van zekere pracht en praal en luister, die, mijns oordeels, bekwamer werktuigen zijn van aftrekking als van opwekking eener Godsvrucht die in geest en waarheid moet bestaan'.

Pieter SAENREDAM'S (rechts) buurkerk toont een hoge ruimte van licht, als het ware een hemelkoepel, waarbinnen de mens zijn ervaringen op de muur krabbelt. Diensten worden gehouden in het Nederlands. De Bijbel wordt in het Nederlands gelezen en naar de eigen tijd geïnterpreteerd.

Ook de synagoge van de Portugese Joden, die in 1667 wordt gebouwd, neemt deze stijl over. Het interieur van de synagoge lijkt op de sobere protestantse kerken met een hoofdrol voor de lichtinval.

Buiten de kerk om kon de calvinistische kerk morele ideeën via gevelstenen verspreiden.  Een voorbeeld is de steen met een ‘vermaan’rijmpje over het wisselend lot.

opschrift_Tisfris VERMAANRIJMPJE OVER HET WISSELEND LOT (Pentagon)

BENYT NIEMANS PROFFYT
LÁÁT ELLECK OP HOOPEN BOUWE
WANT OF GY HET SCHOON BENYT
HET FERTUYN SAL SYN LOOP HOUWE


6. POSITIE VAN NIET-CALVINISTEN: KATHOLIEKEN (Begijnhof; R.K. Kapel)
Voor niet-gereformeerde gelovigen was het zaak zich aan te passen aan de regel: ‘Er is vrijheid van godsdienst, maar je moet er niet mee te koop lopen’. In ieder geval geen klokgelui. Alleen calvinistisch klokgebeier was toegestaan. Op het Begijnhof is te zien dat huizen die er van buiten uit zien als woonhuizen, van binnen zijn ingericht als kerkruimten. De katholieke Philip Vingboons ontwierp dit in 1671.

rk_kapel_buiten
(links) BUITENZIJDE R.K. KAPEL BEGIJNHOF

binnen_Rk_kapelBegijnhof

INTERIEUR (rechts)


 

In 1579 is veel Katholiek bezit overgegaan naar de gereformeerden. De in beslag genomen kerken werden geleidelijkaan afgestaan aan verschillende kerkelijke groeperingen, die in Amsterdam verbleven. De vroegere Katholiek kerk, schuin tegenover de Katholieke schuilkapel, werd in 1607 de Engelse kerk. Er kwamen onder andere de Pelgrim Fathers naar toe. Een pijnlijke situatie voor de Katholieke gelovigen.

Op de plek van de huidige Mozes- en Aäronkerk (Waterlooplein 207/Jodenbreestraat) stond vanaf 1640 een Franciscaner huiskerk.


7. POSITIE VAN NIET-CALVINISTEN: DOOPSGEZINDEN; LUTHERANEN (Spui/Singel, hoogte UB)
De kerk speelde in deze tijd een belangrijke rol. Om verschillende redenen waren in Europa nieuwe kerkgenootschappen ontstaan, die zich niet meer thuis voelden in de Katholieke kerk. Luther had zich verzet tegen de aflatenhandel van de Katholieke kerk. Verder ontstond een proces van zich geleidelijk losmaken van dogmatische ideeën. Dit leidde tot een reeks nieuwe kerkgenootschappen zoals Doopsgezinden, Luthersen, Remonstranten. Belangrijk was ook het zelf de Bijbel lezen (ook mogelijk gemaakt door de boekdrukkunst).


zijkant_Lutherse_kerk
7b. ZIJKANT LUTHERSE KERK SPUI Aan Singel 411 staat de Lutherse kerk uit 1633. De kant aan de Spuizijde toont nog dat de diensten vóór 1633 in 7 samengetrokken woonhuizen plaatsvonden. De handel in hout met de Noordelijke landen was in deze periode nog erg belangrijk. Interventie van de voor deze Hanze-handel belangrijke Deense koning, heeft bewerkstelligd dat de Lutherse kerk deze officiëlere status in Amsterdam kreeg.


7c. DOOPSGEZINDE /MENNONITISCHE GEMEENTE (Singel 452)

Even verderop ziet men aan de overkant de Vlaams-doopsgezinde kerk 't Lam (op Singel  452). De voorkant ziet eruit als van een gewoon woonhuis. Op de gevel een ‘gewone’ verwijzing van een lammetje naar de destijds aangrenzende brouwerij en kroeg ‘t Lam'.  Aan de ACHTERZIJDE (rechts)  is de fraaiere, eigenlijke ingang van de doopsgezinde kerk. Binnen een sober interieur zonder beelden.

achterkant_tLam Doopsgezinde schuilkerken werden soms niet kerken maar 'Vermaningen' genoemd. Binnen de doopsgezinde, mennonitische gezindten zijn tal van stromingen te onderscheiden. Zie voor informatie hierover http://gameo.org/index.php?title=Doopsgezind. Noordelijker aan het Singel zaten 'De Waterlanders' en nog noordelijker 'De Zon'. In het algemeen stonden ze een apostolisch christendom voor: Christus als voorbeeld en inspirator voor een 'deugdzaam' leven. Van de lidmaten werd een actieve keuze voor het geloof gevraagd door pas op een volwassen leeftijd te dopen.

Onderling was vrij veel gekrakeel tussen deze drie stromingen. Wat betreft de omgang met de wereld om hen heen waren de Waterlanders het ruimst van opvatting en hadden van de drie doopsgezinde stromingen de meeste rijke lidmaten. Zij baseerden zich vooral op een eigen uitleg van het Nieuwe Testament en deden elkaar niet gauw in de ban.

Vondel, van huis uit doopsgezind en diaken bij de Waterlanders (1616-1620), die toen gevestigd waren in de Oude Nieuwstraat, kwam in conflict met hen. Hij wilde de bijbel trouw blijven, niet zo zeer de innerlijke overtuiging. Toen hij genoeg kreeg van de meningsverschillen trad hij toe tot de Rooms-Katholieke kerk De Krijtberg (Singel 448). De Waterlanders en de Zon zaten noordelijker: de Waterlanders 'Bij den Toren', d.w.z. bij de door Leeghwater (ook mennoniet) gemaakte brug hoogte Singel 159. De ingang tot de Zon is te zien op Herengracht 109-111. Boven het poortje is een klein reliëf van een zonnetje te zien. Wat doopsgezinden gemeen hadden was dat zij zich bij voorkeur vestigden ter 'rechter'zijde van de stad (gezien vanuit het noorden): de westelijke 'Nieuwe zijds'. Dit had aanvankelijk een godsdienstige grondslag; bovendien was het vroegere bezit van de Katholieken in de vorm van kloosters vooral aan de Oostkant van Amsterdam gelegen.

7d. SOCIANISME
In principe was er vrijheid van godsdienst, hoewel niet alle godsdiensten publiek beleden mochten worden. Ook de vele immigranten konden hun godsdienst belijden. Op last van de Kerkeraad in 1648 en later in 1653 de Staten was het socianisme verboden. Socinus (1535-1604) leerde dat alleen het Nieuwe Testament moest worden erkend als bron van verstandelijk te verklaren openbaring; dat er één God was, niet drie; dat er geen erfzonde bestond en geen predestinatie. Christus was niet door de kruisdood maar door zijn zedelijk voorbeeld tot verlosser geworden. Later werden deze unitariërs genoemd, wat nog lange tijd een aanzienlijke groep gelovige christenen omvatte (Jon Israel, 2010, ho V).

deurknop_doopsIn de doopsgezinde kerk 't Lam zijn dergelijke diensten toch wel eens gehouden, getuige de lastige deurknop (je moest naar boven in plaats van naar beneden drukken), die bij de ingang naar de kerkruimte is aangebracht om invallende politiemannen te vertragen, zodat tijdig op een lutherse dienst kon worden overgeschakeld.

LASTIGE DEURKNOP



Een voorganger met sociniaanse ideeën was Galenus Abrahamsz de Haan (1622-1706). Hij sprak ook in het openbaar op het Rokin net als een andere collegianten-voorman Adam Boreel. In J. Lindeboom 'Stiefkinderen van het Christendom' staan veel stromingen en hun connecties naar verschillende op deze website genoemde personen met toelichting beschreven.

Een met het socianisme verwante stroming was die van de sacrementariërs, die de reële aanwezigheid van Christus in het sacrament van het avondmaal afwezen. David Joris (1501-1556) had met deze stroming gesympathiseerd. Later zouden binnen de vrijzinnige kerkgeschiedenis van de 19e en 20e eeuw deze sacrementariërs worden gezien als exponenten van de redelijke, rekkelijke protestantse traditie die de Nederlandse volksaard zou weerspiegelen.


singel460_tLam_Vingboons7e. 'tLAM, SYMBOOL VAN DE BOHEEMSE BROEDERSCHAP (Singel 460)
't Lam op de Doopsgezinde schuilkerk Singel 452 verwijst aanvankelijk alleen naar het naastgelegen café 't Lam (locatie het huidige Odeon). Bovenop stond nog lange tijd (minimaal tot 1817) een SCHAAP MET DE VLAG, symbool van de Boheemse Broederschap, later dat van de Hernhutters en de Evangelische broedergemeenschap. Ook voordat Vingboons het huidge gebouw in 1663 bouwde voor Gillis Marcellis, stond dit symbool op het café/brouwerij, zoals te zien is op Van der Helst 'Schuttersmaaltijd' uit 1648 ter gelegenheid van de vrede van Münster. Comenius was verbonden met de Boheemse broederschap, waarbij hij enige tijd priester is geweest.

Er bestaat in Amsterdam belangstelling voor het werk van de oude Egyptische wijze Hermes Trismegistus, een verwante stroming. Ficino en Paracelsus zijn in de late Middeleeuwen belangrijk bij de verdere ontwikkeling en verspreiding van deze ideeën. In 1614-1616 verschijnen drie Rozekruisers manifesten. In de eerste helft van de 17e eeuw bestond in Amsterdam in verschillende kringen hiervoor belangstelling, waaronder in Rederijkerskring (Roemer Visscher). Later gaan Comenius' ideeën steeds meer in de richting van oecumene. De eigenaar van brouwerij 't Lam was destijds ook eigenaar van de aangrenzende panden waarin de Vlaams-doopsgezinde huiskerk 't Lam en de katholieke huiskerk de Krijtberg gehuisvest waren: een oecomenisch hoek.


7f. SYNAGOGE en school van TALMUD TORA ( Waterlooplein 133/156, 'De Herschepping' en naast Mozes en Aäronkerk, 205)

mosesaaron_huissynagogetulmudtorah_1639De sefardische Joden hadden tot 1639 een HUIS-SYNAGOGEN (links). Deze gaan samen in één synagoge ter hoogte van Waterlooplein 205.

In één van de belendende huizen zou Spinoza zijn geboren (ook Zwanenburgwal 15 wordt als geboorteplek genoemd).



interieur_Talmud_Torah_1639
In 1639 kan aan de Houtgracht (nu Waterlooplein 133/156) de in classicistische stijl gebouwde synagoge van het genootschap TALMUD TORA (rechts) worden geopend. Zie ook het INTERIEUR (rechts). Aan de Houtgracht staat naast de synagoge de school waar Spinoza les kreeg en die hij tot zijn 15e jaar bezocht.

7g.  WAALSE KERK (30. Walenpleintje 159; naast Oude Zijds Achterburgwal 155)
In 1578 kwam hier een Waalse kerk voor Hugenoten, Franse aanhangers van Calvijn. Na achtervolging in Frankrijk werden ze later beschermd door het Edict van Nantes. Lodewijk XIV hief dit Edict in 1685 op. Dit leidde tot een grote toeploop van Hugenoten in de Nederlanden waaronder naar Amsterdam. Er worden verschillende andere Waalse kerken in Amsterdam gebouwd. Oranje was vaak sterk verbonden met de Waalse kerk. Stadhouder Willem III is in een Waalse kerk gedoopt.


7h. De REMONSTRANTSE HUISKERK 'RODE HOED'
In de 30-er jaren krijgen de remonstranten een schuilkerk aan de Keizersgracht 108 (met een gevelsteen 'RODE HOED').

derodehoedDe remonstranten, opvolgers van de Arminianen, hadden veel steun in dit deel van Amsterdam. Hun tegenstanders zetten behalve Arminius en Wttenbogaert, ook Coornhert, David Joris en de 'Afvallighe Wederdoper' op de 'Arminaense Dreckwagen'. En Johan van Oldenbarneveldt wijst hen de weg. De remonstrantse dominee Johannes Wttenbogaert (1557-1644) is de  opvolger van Arminius. Wttenbogaert werd gesteund door de familie Reaal. Laurens Reaal (1583-1637) laat een ook in remonstrarntse kring uitzonderlijk geluid horen: hij staat voor de opbrengsten van VOC- en WIC-handel mede ten goede te laten komen aan de inlanders.



1.c. POLITIEK EN REDERIJKERIJ (Dam/ Brakke Grond, Nes 45; wiskunde school van S.H. Cardinael in Nieuwe Nieuwstraat 20)

Geleidelijkaan krijgen de Rederijkers-stukken een wereldlijker vorm en worden er dichtkunst en redekunst - de rhetorica - beoefend.  Stukken van religieuze of moralistische inhoud worden nu afgewisseld met mythologische en helden-verhalen. Deze algemene trend is ook te zien bij de Egelantier en het Wit Lavendel. Tekstschrijver en burgemeesterszoon P. C. Hooft had grote invloed op de nieuwe ontwikkeling in de toneelkunst, waarbinnen het klassieke drama een grote rol ging vervullen. Bij voorbeeld werd een stuk van Terentius (-195 tot- 159) bewerkt door Bredero (1585-1618)  tot zijn 'Moortje' (1614). In deze renaissancistische komedie volgde Bredero het klassieke stuk na, aangepast aan de omstandigheden die hij kende. Sommigen, zoals Joost van den Vondel (1587-1679), wilden de klassieke tragedieschrijvers overtreffen of voorbijstreven. Voor Vondel betekende dat Bijbelse stof omwerken in de vorm van een klassieke tragedie. Er was voldoende stof voor drama en tragedie in eigen land te vinden.

180px-Plakkaat_van_VerlatingheVeel strijd, oorlog en beeldenstorm hadden in de voorafgaande eeuwen plaatsgevonden. Velen met afwijkende meningen waren geëxecuteerd of verbannen. Veel bekende geleerden, schrijvers en staatslieden zijn gevangen gezet of gedood. Of hadden moeten onderduiken, of werden beschimpt, zoals op de spotprent 'd'Arminiaanse Dreckwagen'.

Bij voorbeeld prins Willem van Oranje (1533-1584), die in 1582 vogelvrij werd verklaard na de Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring met het  ‘PLAKKAAT VAN VERLATINGHE’ (rechts) op 26-07-1581 en in 1584 werd vermoord nadat een bedrag op zijn hoofd was gezet. Ook Coornhert (1522-1590) heeft in de gevangenis gezeten en dook onder bij collegianten. Velen, die vanwege hun opvattingen gedood zijn of gevangen gezet, zijn anoniem gebleven. Zoals de ‘Wederdopers’ bij hun opstand in 1535 in Amsterdam. De 'Opstand' tegen de Spanjaarden kostte velen het leven.

De staatsman Van Oldenbarnevelt (1547-1614) werd in 1618 op het Binnenhof onthoofd. Zijn secretaris Hugo de Groot werd gevangen gezet in slot Loevestijn. Hoewel het leek te gaan over de vrijheid van godsdienst, was er eigenlijk sprake ven een politieke tegenstelling tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt. Niet alleen speelde een rol dat sommigen (als Maurits) oorlog wilden blijven voeren en anderen, als van Oldenbarneveldt, voorstander waren van vrede. Dit laatste had geresulteerd in het 12-jarige bestand (1609 - 1621). Maar al eerder waren er conflicten tussen beiden gerezen. De oudere Van Oldenbarnevelt was veel meer verbonden met de Staten-Generaal, terwijl Maurits door verschillende provincies tot stadhouder was verkozen. De Staten-Generaal hadden Maurits leger ingezet tegen kapers bij Duinkerken (1600), waarbij Maurits onverwachts had moeten strijden tegen Spaanse troepen, waardoor hij veel cavalerie had verloren. Maurits wilde eigenlijk het leger het liefst inzetten voor de (protestantse) strijd van steden tegen de Spanjaarden. Ook had van Oldenbarnevelt in Utrecht een nieuw stadsbestuur willen benoemen, tegen de wil van Maurits. Hier liepen een onduidelijke machtsverhouding en staatsvorm en een geschil over de vrijheid van godsdienst door elkaar heen. Bij de controverse tussen Gomaristen ('kamp Calvinisten') en Arminianen ('kamp doopsgezinden van de Dreckwagen') speelde ook de kwestie van vrije wil, zie ook  De vrije wil in de de 16e en 17e eeuw. Maurits wilde voor alles de eenheid van de (staats-)godsdienst bewaren, hoewel Arminius zijn eigen dominee was geweest.


stokje_OldenbVONDEL OVER VAN OLDENBARNEVELDT


De Rederijkers verwerkten deze politieke ervaringen in hun werk. Via de kunst kon kritiek worden geuit. Vondel schreef (lange tijd verboden) gedichten en toneelstukken hierover. Bekend is zijn 'Stokje van Van Oldenbarneveldt'. Hij kiest hierbij partij voor degenen die het opnamen voor de vrijheid van meningsuiting en godsdienst. Hoewel de zinspelingen op van Oldebarneveldt bedekt waren, werd het ontdekt en hadden de Staten Vondel willen veroordelen. Amsterdam verhinderde dit echter.

In andere gedichten laat hij het verdriet zien dat oorlog met zich meebrengt. De gedichten gaan over de moeders, die rouwden om hun zonen en echtgenoten. 

Ijver_blazoenIn 1617 werd door Samuel Coster de Nederduytsche academie opgericht, een Rederijkerskamer met als blazoen een Bijenkorf onder een Egelantier, verder met het devies 'Ijver'. Deze legde zich vooral toe op het aanbieden van hoger onderwijs in de volkstaal. Standplaats was de latere schouwburg aan de Keizersgracht. De Calvinistische kerkeraad beviel de oprichting niet. Zij drong bij het Amsterdamse stadsbestuur, de vroedschap, aan op sluiting. Er bestond bezwaar tegen de twee mennonitische professoren, waaronder de wiskundige Sybrandt Hansz. Cardinael. Deze had vanaf 1605 een school in de Nieuwe Nieuwstraat 20. Ook de inhoud van de theater-stukken beviel niet. De onderwijsinstelling werd in 1618 gesloten en de opvoering van stukken in 1622 gestaakt. Vondels 'Vraghe van d'Amsterdamsche Academi aan alle poëten en dichters' (1631) riep bij de Calvinisten heftige reacties op. Toch kon in 1632 het 'Atheneum Illustre' worden geopend.


2b TONEELOPVOERINGEN OP STRAAT (Rokin/Beurspoortje)maraia_de_medicis_op_het_Rokin

TABLEAU VIVANT BIJ HET BEZOEK VAN MARIA DE MEDICIS (1638)


Toneel op markten en pleinen voerden de Rederijkerskamers van oudsher op. Was het werk van Coornhert vooral gericht op het vinden van het hoogste geluk in zichzelf en op het doorgeven van ervaringen aan een volgende generatie, op milde wetgeving en omgangsvormen, gebaseerd op kennis (‘weet of rust’), op strafrechtvernieuwing en tegen het doden van mensen met afwijkende meningen zoals ketters, geleidelijkaan werden er in de 17e eeuw meer stukken opgevoerd, die een politieke informatiefunctie voor het volk hadden. Ook worden de voorstellingen steeds grootschaliger.

MARIA DE MEDICIS Maria_de_medicis_sceneOPGENOMEN IN EEN SCÈNE

In opdracht van de overheid voerde 'In liefde bloeyende' tijdens het 12-jarig bestand met Spanje van 1609-1621 toepasselijke verhalen uit de Romeinse geschiedenis op. In de tirannie van de laatste Romeinse koning Tarquinius de Hoogmoedige, de ontering van LUCRETIA (in rechter kolom, geschilderd door Rembrandt) en de verijdelde samenzwering van Brutus kon het publiek toespelingen herkennen op de eigen geschiedenis van de Tachtigjarige Oorlog. Dit soort festiviteiten moesten meestal in een razend tempo -zo'n tien dagen - voorbereid worden door de regisseur van het geheel Samuel Coster.

Absoluut hoogtepunt van dergelijke theater-feesten was het bezoek van Frankrijks koningin-moeder Maria de Medicis aan de Republiek in 1638. Het hield een informele Franse erkenning van de Nederlandse Republiek in. Er werd flink uitgepakt. MARIA DE MEDICIS (rechtsboven), de andere gasten, de burgemeesters van de stad, ze dreven allen in hun barken op het water van het Rokin, waar Neptunus Maria tegemoet dobberde en de stedenmaagd met de handelsgod Mercurius haar begroetten. Dit soort theater is tot het eind van de jaren vijftig te zien. Daarna wordt dit in andere vorm voortgezet in theaterstukken die werden opgevoerd in de Schouwburg aan de Keizersgracht.
http://www.digischool.nl/ckv2/burger/burger17de/toneel/toneel17de.htm

Op Keizersgracht 384, waar eerst de 'Eerst Nederduytsche Academie' gehuisvest was, komt in 1637 een nieuwe schouwburg van Van Campen. In 1665 wordt de barokke schouwburg vervangen door een nieuwe, die meer theaterstunts mogelijk maakt. Directeuren als Vondel worden opzij geschoven.


In 1669 treedt een nieuw bestuur aan onder leiding van het gezelschap (NIL). embleem_NilDit luidt een algemenere nieuwe oriëntatie van de opvoeringen in: van Barok theater naar op 'rationeel-classicistische' leest geschoeid theater volgens de ideeën van NIL= 'NIL ARDUUM VOLENTIBUS' = 'NIETS IS MOEILIJK VOOR HEN DIE WILLEN' (rechts; 'klimmen naar de lauriertak'). 

Lodewijk Meyer (1629-1681) is van 1665-1669 nog directeur geweest van de Schouwburg-oude stijl, maar krijgt onenigheid met de leiding over het ‘ongeregelde Spaanse repertoire' is oprichter van NIL in 1669. Met hem gaat ook Jacob Vallan uit het bestuur en wordt één van de leden van NIL.

NIL oriënteert zich op de rationalistische en puristische ontwikkelingen van de Académie Française, met name Corneille. In 1637 schreef Corneille Le Cid. In dit stuk toont hij de moeilijke keuze tussen de liefde en de eer, waarbij de keus valt op de eer. Een klassieke tragedie waarin hij zich zoveel mogelijk aan de regels hield die gesteld werden door de classicistische esthetiek. In 1647 werd Corneille lid van de in 1635 door Richelieu opgerichte Académie française.

Wat hielden de veranderingen in? In de Schouwburg werden vaak klassieke stukken gespeeld. Dit kon zijn in de vorm van 1. naspelen: het stuk speelde zich af zoals het geschreven was in een Griekse of Romeinse omgeving. 2. een tweede vorm was dat de klassieke personages werden geplaatst in een Hollandse omgeving. Zo schreef Vondel Palamedes, waarin Van Oldenbarnevelt te herkennen was. 3. een derde vorm was dat een klassiek stuk een verbetering onderging, die leidde tot verheffing van het publiek. Vondel plaatste dan een klassiek stuk in een bijbelse omgeving. Een voorbeeld is 'Jephta'.

NIL wilde ook 'verbeteren' vanuit een classicistische contekst, maar dan op een volstrekt andere manier, die meer op de 'rationaliteit' was gestoeld. De Académie Française trad in Parijs op als kunstrechter en wetgever. De leden van NIL willen het publiek voorbeelden voorschotelen, die een hoge graad van perfectie hebben bereikt. Zo nemen de schilders (o.a. Gérard de Lairesse, 1640-1711) van NIL een voorbeeld aan Zeuxis, die voor een schilderij van de mooiste vrouw een aantal mooie vrouwen als modellen neemt en van alle vrouwen de mooiste uiterlijke kenmerken op dat éne schilderij verwerkt. Vondel wordt terzijde geschoven en Rembrandt bekritiseerd: onverdragelijk lelijk. Net  zoals Meijer een handboek voor het theater uitgeeft, geeft de Lairesse een handboek voor de (behang)schilderkunst uit.

Rembrandt_als_Zeuxis

 


Dit roept bij Rembrandt weerstand en lachlust op. Hij voorziet dit van commentaar op het 'ZELFPORTRET als ZEUXIS' (links) door een lelijke, lachende oude man te schilderen: zichzelf. In een hoekje van het schilderij is nog wel een oude vrouw geschilderd, maar nauwelijks zichtbaar. Rembrandt zèlf moet als het hoofdonderwerp worden beschouwd. Zeuxis is een figuur uit de Oudheid, die zich doodlachte om zo'n lelijke oude vrouw, toen deze op zijn oude dag een oude vrouw schilderde .

REMBRANDT is realistisch genoeg om zichzelf als oud te portretteren en kunstenaar genoeg om dat toch mooi te kunnen doen. Hiermee zet hij zich af tegen stromingen in de kunst die alleen mooie dingen willen laten zien bij wijze van 'verheffing' van het volk. Hijzelf is een representant van de REALISTISCHE HOLLANDSE SCHILDER-traditie. Na Saskia's dood ontwikkelt hij de realistische stijl nog verder, vaak in religieuze voorstellingen.

NIL lijkt sterk georiënteerd op de (taal)vernieuwende stromingen in Frankrijk, de Encyclopedisten. Het theaterwerk wordt vrolijker, meer blijspel, spektakel en techniek. Tussen 1672 en 1677 is de Schouwburg gesloten vanwege de oorlog met de Fransen. Waarschijnlijk vonden de calvinistische stadsbestuurders dit een goede zaak. Zij ergerden zich toch al aan de stukken.

5. IN AMSTERDAM ONDERGEDOKEN GELEERDEN (Descartes: Kalverstraat, met opschrift: Westermarkt 6; Locke, Damstraat/Oude Hooghstraat, Westermarkt)
desc-frans-hals-kleinZoals het zaak was voor de niet-gereformeerde gelovigen zich aan te passen aan de regel: ‘Er is vrijheid van godsdienst, maar je moet er niet mee te koop lopen’, zo gold dat ook voor geleerden met ideeën, die te vooruitstrevende implicaties hadden. Een brede kring van mensen bood in het algemeen bescherming tegen daadwerkelijke vervolging. Bovendien had Amsterdam profijt van dergelijke vrije denkers. Als je je een beetje gedeisd hield, was het mogelijk om in Amsterdam bescherming te vinden.

Wáár precies in de Kalverstraat hij woonde is onbekend, waarschijnlijk in een oud klooster, maar (links) RENÉ DESCARTES (1596-1650) heeft hier in ieder geval een tijdje gewoond. Later woonde hij enkele jaren op de Westermarkt 6 (boven de deur is een gedenksteen). Zijn ideeën waren zeer omstreden. Hij moest zich onopvallend gedragen, maar zei: ‘Die Hollanders zijn zo druk met geld verdienen, die letten niet op mij’.  Wel heeft Descartes net als later Spinoza, uit voorzichtigheid, een deel van zijn werk pas na zijn dood laten uitgeven. Zijn uitgever was Elsevier; vertalingen in het Nederlands werden uitgegeven door Jan Riewertsz, ook de uitgever van Spinoza.

Locke_treatises_of_government_1690Ook andere geleerden hebben een tijdje in Amsterdam gewoond, onder andere (rechts) JOHN LOCKE (1632-1704) van 1683-1689 in de Damstraat en later bij de Remonstrantse dominee Philippus van Limborch (133 - 1617). Hij schrijft dan aan twee verhandelingen over de staat (rechts). Omdat hij moest oppassen voor vervolgers uit Engeland nam hij uit voorzichtigheid een schuilnaam aan: 'Dokter van der Linde'. Het lijkt een eerbetoon te zijn aan Hugo de Groot (1583-1645), die dezelfde schuilnaam had gebruikt. Hugo de Groot-zèlf was in 1618 gelijktijdig met van Oldenbarneveldt veroordeeld maar niet zoals deze onthoofd, en liep na zijn ontsnapping uit de boekenkist openlijk in Amsterdam rond. Zo was hij bij voorbeeld aanwezig bij de opening van het Atheneum Illustre in 1632. Later is Hugo de Groot toch in Frankrijk gaan wonen.

De vrijheid werd niet alleen beperkt door de calvinistische kerkeraad, die de Amsterdamse vroedschap regelmatig onder druk zette. Deze laatste was er vooral op uit de rust in de stad te handhaven. Verder had de vroedschap zich ook enigszins te houden aan afspraken met de Staten van Holland. Voor John Locke zou de Engelse geheime politie de voornaamste bedreiging hebben gevormd.

Daarnaast speelde de Katholieke kerk een eigen rol. In 1600 was Giordano Bruno, filosoof, kosmoloog en vrijdenker, door de Inquisitie in Rome tot de brandstapel veroordeeld. Galileo Galilei, de beroemde natuurkundige en astronoom, is in 1633 veroordeeld tot huisarrest door de kerkeraad, de Inquisitie. Verder waren er wel eens vermoedens gerezen, dat de Katholieke kerk via vergiftiging zich van controversiële leden van haar kerk ontdeed. De de enige paus uit de Lage Landen, Adrianus IV (Adriaan Floriszoon Boeyens, 1459-1523), had net als Luther weinig op met de aflaten-handel (1517) in de katholieke kerk. Hij had zich in het Vaticaan omringd met enkele geestverwanten uit de lage Landen, waaronder Jan van Scorel (149-1562). Deze ging na diens dood onmiddelijk terug naar Utrecht, omdat hij vermoedde dat de Paus was vergiftigd en ook voor zijn eigen leven vreesde. Descartes was het laatste jaar naar Zweden gevlucht, waar hij zich beschermd achtte door de progressieve Christina van Zweden. Dat de katholiek-gebleven Descartes de dood vond door vergiftiging via een hostie door een priester is nog onlangs geopperd door Theodor Ebert.


59. UITGEVERIJEN EN BOEKWINKELS (Warmoesstraat 140, Van Beyerlandt)
Recveil-Marteau-1660

Amsterdam is uitgegroeid tot een belangrijke uitgevers-stad. Er wordt ook daarom al op veel plekken kennis genomen van nieuwe inzichten. Dit geldt voor de uitgeverijen, maar evenzeer voor hun beschermheren. Sommige rijkgeworden kooplieden besteden hun rijkdom aan het doen uitgeven van boeken en het beschermen van de schrijvers (Louis en Laurens de Geer beschermen o.a. Descartes en Comenius; Jarig Jelles Spinoza; Van Beyerlandt Jacob Böhme). Ook onder de magistraat bevinden zich beschermheren (Johannes Hudde en Nicolaas Witsen). Boekuitgevers speelden al vaker een rol bij de bescherming van vernieuwende geesten, zoals bij voorbeeld de Goudse drukker Tournay. Vanaf 1660 gaat Jean Elzevir uitgeven onder een UITGEVERSPSEUDONIEM (links): PIERRE DE MARTEAU om de censuur te omzeilen. Het voorbeeld van Burchard de Volder laat zien dat nog lang in de 17e eeuw bescherming door middel van ondergronds-uitgeven nodig is. Spinoza's uitgever Riewertsz geeft naast de vertaling van Descartes en Spinoza verschillende andere waardevolle auteurs uit, die anders niet zouden zijn verschenen.

Constantijn Huygens beschermt Descartes en adviseert hem een uitgever (Bleau, Alkmaar, 1596-Amsterdam, 1673). Overigens wil het niet altijd zeggen dat de beschermheren het volstrekt eens zijn met de auteur. Zo neemt Constantijn Huygens ook op bepaalde punten afstand van Descartes' ideeën. Een andere beschermeling van de Geer, Comenius, is het ook op punten niet eens met Descartes.Fludd_SUMMUM_BONUM

In Amsterdam komen ook zogeheten hermetische boeken uit, boeken van wijzen van over de hele wereld in de lijn van de Egyptische wijze Hermes Trismegistus. Waaronder een geschrift van Trismegistus zelf (uitgegeven door Nicolaas van Ravesteyn). Sommige werken uit de 'Philosophica Hermetica' werden uitgegeven bij Johannes Janssonius. Een andere uitgever was Christoffel Cunradus.

Amsterdam speelt hierdoor een belangrijke rol in de uitwisseling tussen intellectuele netwerken in Centraal en West-Europa. Eén van de vele voorbeelden van internationaal contact is dat tussen de Sileziër Von Franckenberg en de Engelse medicus Robert FLUDD (auteur van SUMMUM BONUM, zie voor kaft rechts).

johannes_wtenbogaertWaar de vrije gedachte dreigde te worden onderdrukt, ontstond een tegenbeweging. Overigens niet altijd met succes. Mr Johannes Wtenbogaert (Singel 324) (zie rechts, Rembrandt's JOHANNES UYTENBOGAERT) neemt het op voor schilder en rozekruizer Torrentius en informeert Hugo de Groot. Desondanks wordt deze veroordeeld. Wtenbogaert is een verwant (neef) van Johannes Wttenbogaert (1557-1644), die als menner een plaatsje had op de 'ARMINIAANSE DRECKWAGEN' en als de opvolger van Arminius wordt beschouwd.


3. STADHUIS OP DE DAM NA 1650
stadhuis_250x(links) DAM MET STADHUIS (NU PALEIS) VAN J. VAN CAMPEN EN NIEUWE KERK (Berckheyde, 1673)


In 1650 (de oorlog tegen de Spanjaarden eindigde in 1648) bereikte de rijkdom in Amsterdam een hoogtepunt. Er heerste een uitbundige sfeer Amsterdam. Het nieuw te bouwen Stadhuis zou het achtste wereldwonder worden.

 

De stad was gegroeid van 30.000 inwoners in 1580 naar 210.00 in 1650. Er wordt daarna  in snel tempo veel gebouwd en van hoge kwaliteit. Veel staat er nu nog. Was tevoren het stadhuis klein in vergelijking tot de kerk, het nieuwe stadhuis dat toen werd gebouwd, was groot en hoog. In de uitstraling is de ontwikkeling van kennis en wetenschappen één van de zaken, die wordt benadrukt. Het aanvankelijke ontwerp is van Jacob van Campen, die daarcoor zal hebben samengewerkt met Constantijn Huygens. In het grondplan zit o.a. een combinatie van aan de Joodse Mishnah ontleende maten van de tempel van Salomo, die overeenkwamen met door de romeinen gebruikte maatvoering. Het stadhuis moest zo 'wijsheid' uitstralen (zie Vlaardingerbroek). De toren van de kerk zou moeten worden verhoogd om (symbolisch) boven het stadhuis uit te steken. De kerk moest groter en hoger zijn dan het stadhuis, waar ook recht werd gesproken! Echter tijdens de 15 jaar durende bouw veranderde het bouwplan en de door Van Campen geplande hoge toren voor de kerk kwam er niet. Er was een discussie op gang gekomen over de verhouding kerk en staat. 



Jordaens-Nachtelijke-aanval-345x325Binnen konden de Hollandse meester-schilders als de Vlaamse Jacob JORDAENS (1593-1678) (rechts) aan de slag. Het opgegeven thema was: de 'OPSTAND TEGEN DE SPANJAARDEN', wat werd verbeeld middels de Bataven die onder CLAUDIUS CIVILIS in opstand waren gekomen tegen de Romeinse bezetter.


Claudius_Civilis_van_Rembrandt
Ook REMBRANDT (links) kreeg een opdracht hiervoor. Alleen… hij schilderde Claudius als niet als strijdlustige held maar als oude man. In een enscenering, die doet denken aan het laatste avondmaal. Hij toont zijn kracht in de gesmede eenheid en door te dreigen met het zwaard, maar niet door vechtlust. Het beviel de opdrachtgevers niet en zijn grootste werk werd versneden en verdween naar de kelders. De andere schilders hadden wèl de heroïek van de ‘Opstand’ benadrukt. Ook Rembrandts leerlingen Govert Flinck (1615 - 1660) en Fredinand Bol (1616 - 1680), zie 'onverdragelijk lelijk'.

Vaderlandse deugden, die van Bataafse oorsprong heetten te zijn, waren in de geest van Erasmus, Coornhert en Hugo de Groot, vrijheidszin, vrijmoedigheid, eenvoud, soberheid, moed, schranderheid, vredelievendheid en oprechte vroomheid. De Bataven waren een volk geweest dat niet alleen naar vrijheid streefde maar ook de gelijkheid cultiveerde. Een volk dat niet het gezag (verticaal) centraal stelde maar het gezin (horizontaal) als de grondslag van de samenleving koesterde (Frijhoff, Spies, 1650). Misschien wilde Rembrandt de geest van deze personen in zijn schilderij eren. Later zal Rembrandt worden geminacht, door de schilders die voor de eigenaren van de grote nieuwe huizen aan aan de 'Gouden Bocht' classicistische voorstellingen schilderden.


POLITIEKE ONTWIKKELINGEN TOT 1650
In 1648 kwam door de vrede van Münster een einde aan de 80-jarige oorlog met Spanje en aan de 30-jarige oorlog (1618-1648).

Aanleiding voor de 30-jarige oorlog was een opstand in Bohemen (Tsjechië). Zweden en Frankrijk waren tegenstanders van de Keizer van het Heilige Roomse Rijk Ferdinand II. De Republiek met stadhouder Frederik Hendrik steunde de Palts (hoofdstad Heidelberg), Bohemen en de in 1608 opgerichte Protestantse Unie van Protestantse vorsten en rijkssteden. Frederik_V_Egelantiersgracht_153-159De protestantse Boheemse kleinzoon van Willem van Oranje FREDERIK V VAN DER PALTS (1596-1632) (rechts, gevelsteen Egelantiersgracht 153/159), getrouwd met de Engelse Elisabeth Stuart (1596-1662), zoon van Paltsgravin Louise Juliana prinses van Oranje (1576-1644) en kleinzoon van Willem van Oranje, speelde een rol in de Europese Hervomde zaak. Zijn beeltenis staat ook op de kaft van Hobbes' Leviathan.  Hij komt naar Den Haag samen met een uitgebreide familie en hofhouding. In Amsterdam is de kanonnenproducent Louis de Geer nauw verbonden met deze Hervormde beweging.

Er bestaat een grote verbondenheid tussen het Hollandse Hof, de familie van der Palts (ook verwant aan Willem van Oranje), het Engelse Hof, met name de Stuarts en de strijd voor de Protestantse zaak. Ook de secretaris van de stadhouders Frederik Hendrik, Willem II en Willem III en hun diplomaat, Constantijn Huygens, voelt zich verbonden met de strijd voor de protestantse zaak. Aan deze hoven komen vaak belangrijke kunstenaars, wetenschappers en diplomaten, die op deze manier elkaar onderling ook weer leren kennen.

Constantijn Huygens ontmoet aan het Engelse hof Cornelis Drebbel en Francis Bacon. Ook met de vrouwen aan de hoven hebben zij regelmatig een intellectuele uitwisseling.Anna_Maria_van_Schurman_zelfportret Dochter van Frederik V van der Palts en Elisabeth Stuart, Elisabeth van der Palts (1618-1680) (rechterkolom), correspondeert met Descartes en onderhoudt contact met de hoogintelligente en ontwikkelde ANNA MARIA VAN SCHURMAN (1607-1678) (zelfportret, links). Descartes gaat naar Catharina van Zweden en onderhoudt contact met Elisabeth van der Palts. De vrouwen spelen vaak mee in toneelstukken die ter hunner ere ten tonele worden gevoerd, bij voorbeeld Maria Stuart.

De vroege dood van Willem II (1650) bracht de staatsgezinde partij aan de macht met Johan de Witt als raadspensionaris. Zijn benoeming kon echter alleen gebeuren met de nadrukkelijke instemming van Amsterdam, dat toen onder leiding stond van burgemeester Cornelis de Graeff, de meest succesvolle Amsterdamse burgemeester uit de Gouden Eeuw, van wie De Witt een aangetrouwde neef was. De voorbeeldige samenwerking tussen deze twee politici was een belangrijke factor in het succes van De Witts politiek en de herleving van de economie na de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog. De Witt erkende volledig de macht van zijn oom, en deed zijn best om aan de Amsterdamse wensen tegemoet te komen. Hij trouwde met de Amsterdamse Wendela Bicker(1635-1668) uit het eveneens invloedrijke Amsterdamse geslacht Bicker; haar vader was Johan Bicker (1691-1653) en haar moeder Agneta de Graeff (1603-1656).

POLITIEKE ONTWIKKELINGEN VANAF 1650
Nu er vanaf 1648 vrede was met de Spanjaarden na de succesvolle Opstand, dienden zich nieuwe vijanden aan: eerst de Engelsen. De drie Engelse oorlogen (1652-1654), (1665-1667) en (1672-1674) waren vooral gericht op zee en op suprematie in de koloniën. De oorlogen hebben invloed op de welstand in de Republiek. Bij voorbeeld Spinoza en Rembrandt kampen in 1656 met financiële moeilijkheden. In 1663-1664 werd Amsterdam getroffen door een pestepidemie. Voor Amsterdam en de Republiek is de noordelijke handel de belangrijkste.

Na de dood van Willem II in 1651 zal de republikeinse Johann de Witt diens rol overnemen. Hij is al vanaf het begin af anti-orangist. De oorlog tussen Zweden en Denemarken dreigt gevolgen te hebben voor de Hollandse belangen van redelijke tolheffing. Johan de Witt voert in principe een diplomatieke strijd gebaseerd op defensieve allianties, een politiek in de lijn van Hugo de Groot gebaseerd op niet aanvallen tenzij het land zèlf wordt aangevallen.

Tussen 1667 en 1696 bezoekt een van de rijkste mannen van Europa, Cosimo III de Medicis (1642-1723), groothertog van Toscane, de Republiek. Hij ontmoet ondermeer Constantijn Huygens, Johannes van Neercassel, Heinsius, Vossius, Graevius, Swammerdam en diverse kunstverzamelaars. Ook bezoekt hij de Amsterdams Schouwburg, waar Medea van Jan Vos wordt opgevoerd. Op zijn Engels reis ontmoet deze Oldenburg, Boyle en Newton. Zijn zoon wordt onderwezen door de Deense anatoom Niels Stensen. Later zal Cosimo contact hebben met de schoonzoon van Franciscus van den Enden Theodor Kerckring en van den Endens dochter Maria Clara financieel steunen.


leviathan_Hobbes
In 1667 is Hobbes' LEVIATHAN (links), the matter, forme and power of a common wealth ecclestiall and civil' (1651) in het Nederlands beschikbaar, vertaald door Abraham van Berckel (1639-1686) en uitgegeven bij Elzevir; in 1668 in het Latijn.

Hoewel het werk over de verhouding van kerk, staat en macht in veel opzichten op Spinoza's TPT lijkt, is Hobbes' conclusie anders: volgens hem is voor een staat met interne vrede en een goede verdediging tegen externe vijanden één centrale monarch nodig, wiens authoriteit absoluut is. Een godsdienstige 'locus of power' naast de wereldlijke macht vindt hij onwenselijk.

charles-le-brun-alexander100x120-1665-detailIn een theocratie gaan staats- en theologische macht samen op. Maar ook wanneer de scheiding tussen kerkelijke en wereldlijke macht groter is, zoekt de heerser ondersteuning in een goddelijke instemming met zijn heerschappij. Ook Lodewijk XIV creëert een goddelijk image om zijn macht te ondersteunen. Hij sluit hierbij niet meer aan bij een Christelijke ondersteuning, maar laat zich vergelijken met een held uit de klassieke oudheid, ALEXANDER DE GROTE (rechts), en met een naturalistisch centrum: de Zon.

Strijdheroiek_le_Brun
Vanaf 1667 gaat Zonnekoning Lodewijk XIV proberen zijn gebied uit te breiden, eerst in de Spaanse Nederlanden, geleidelijk richting de Vlaamse provincies.

Alexander de Grote was het voorbeeld dat Lodewijk XIV de mensen voor ogen hield. Lodewijk’s lievelingsschilder Charles le Brun, die in het Louvre naast de 'Zonnekoning' Lodewijk XIV staat uitgebeeld, verheerlijkte het sneuvelen in de strijd voor een vorst (links) op de 'ALEXANDERSCHILDERIJen (1660-1665)', die hij in opdracht van Lodewijk XIV maakte. Door de mensen deze schilderijen te laten zien, kon deze zichzelf laten vergelijken met Alexander 'de Grote'. Zie het 'TPT-citaat van Spinoza'.

In 1667 wordt een 'Eeuwig Edict' (bepleit in Pierre de la Court's 'The interest of Holland' uit 1662) opgesteld mede door Gaspar Fagel (1634-1688), Gillis Valckenier en (onder bedenkingen, tragisch genoeg gezien latere ontwikkelingen) Johan de Witt, waarin het stadhouderschap voor eeuwig zou zijn afgeschaft.

De voorzitter van een commissie van toezicht op de opvoeding van Willem III (met onder andere Johann de Witt en Gaspar Fagel als leden), de Amsterdamse burgemeester Gillis_ValckenierGillis VALCKENIER (1623-1680) (links), zet echter al weer in 1668-1669 de deur open voor de prins en maakt zo een switch van staatsgezind naar prinsgezind bestuur mogelijk; zie hier voor zijn toespraak. Gezien de reële oorlogsdreiging van de Fransen niet onbegrijpelijk. Dit vraagt om meer centralisatie van bestuur.

De Amsterdammer en Rijnsburgse collegiant Coenraad van Beuningen (1622-1693) is de Witt's ambassadeur in Zweden. Hij was voorheen secretaris van Hugo de Groot. Van Beuningen krijgt steeds meer moeite met het offensieve optreden van Zweden waarvoor hij de Witt waarschuwt. Vanaf 1668 beginnen de Fransen, de vroegere bondgenoten tegen de Spanjaarden, naar het Noorden op te trekken. Ook in Frankrijk wordt Van Beuningen ambassadeur. Johan de Witt wil via diplomatieke afspraken een verbond sluiten met Lodewijk XIV waarbij de Zuidelijke Nederlanden onder gemeenschappelijk beheer komen. Hij gaat ervan uit dat de Engelsen en de Fransen gescheiden zullen blijven, maar deze vormen een verbond. Van Beuningen waarschuwt de Witt voor de expansiedrang van Lodewijk XVI.

In 1670 wordt het (Geheim) Verdrag van Dover (ook wel 'Traktaat van Dover' genoemd) afgesloten tussen Karel II van Engeland en Lodewijk XIV van Frankrijk. Karel beloofde hierbij zichzelf en Engeland te bekeren tot het katholicisme en de Triple Alliance, het bondgenootschap met Zweden en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, te verlaten. Engeland zou dan bondgenoot van Frankrijk worden in zijn oorlog met de Nederlandse republiek. Lodewijk, van zijn kant, beloofde Karel voldoende financiële middelen om minder afhankelijk te worden van het Engelse parlement, en militaire steun in de vorm van een legermacht van 6000 man, mocht het tot een intern verzet komen. Engeland werd door dit verdrag betrokken in de Hollandse Oorlog en verklaarde op 28 maart 1672 de oorlog aan de Nederlandse republiek.

Begin 1672 vallen de Fransen (met in het kielzog het Katholieke geloof) de Nederlanden binnen en bezetten ondermeer Utrecht. Het begin van de Frans-Hollandse oorlog, die eindigt in 1679.

De_lijken_van_de_gebroeders_de_WittIn 1672 (het Rampjaar) was 'Het land reddeloos, de regenten radeloos en het volk redeloos'. In Den Haag worden een half jaar na de aanvang van de inval de GEBROEDERS DE WITT VERMOORD (rechts) en tentoongesteld. Het is waarschijnlijk dat de 22-jarige Willem III van tevoren op de hoogte was, dat de de Witten buiten spel zouden worden gezet. Mogelijk speelden hierin de Rotterdamse Johan Kievit en Cornelis Tromp een rol.

De staatsvorm wijzigt: Willem III (1650-1702) wordt stadhouder (maar een gematigde vorm). Het 'Eeuwig Edict' wordt in 1672 beëindigd omdat het onverenigbaar zou zijn met de functie van kapitein-generaal en admiraal-generaal. Fagel wordt Willem III's raadspensionaris. De felle anti-orangistische Pierre de la Court verlaat in 1672 het land.

In 1672 werden door stadhouder Willem III op advies van Valckenier zestien leden uit de Amsterdamse raad gezet, waaronder Henrick Hooft, Andries & Pieter de Graeff (zoons van de in 1664 overleden Cornelis de Graeff, die behoorde tot de staatsgezinde fractie en samen met de familie Bicker 50 jaar lang de politiek in Amsterdam voor een belangrijk deel bepaald had) en Lambert Reynst (voogd van de gebroeders Koerbagh). Medestanders van Spinoza's filosofie kwamen er voor in de plaats (of bleven): Coenraad VAN BEUNINGEN (1625-1672) (links), die zich al langer aangetrokken voelde tot Spinoza en de Rijnsburgse collegianten, Nicolaas Witsen (1641-1717), Johannes Hudde en Valckenier.Coenraad_van_Beuningen_Caspar_Netscher_1673

Holland zou in 1672 óók zijn ingenomen als niet in allerijl een waterlinie zou zijn ingericht. Utrecht kampt nog een eeuw met deze terugslag en ook in de rest van de Republiek is het met de voorspoed gedaan.

Op 19 februari 1674 trok Engeland zich, omwille van binnenlandse politieke problemen, uit de strijd terug. De Fransen wisten, zonder Engelse steun, de Slag bij Kassel te winnen. Later kwam Engeland definitief terug op zijn beloftes en steunde de Nederlanders opnieuw in hun strijd tegen Frankrijk. Van Beuningen, dan in de vroedschap van Amsterdam, probeert in 1675 een politiek te volgen van overleg met Lodewijk XIV (mogelijk is hij degeen, die Spinoza vraagt om een Politiek Tractaat met betrekking tot de nieuwe situatie).


De historische beoordeling van de rol van Willem III is, dat deze tegen de verwachting in een op de belangen van de Lage landen gerichte koers heeft gevolgd en een voorname diplomatieke rol heeft gespeeld in de Europese oppositie tegen de Franse koning Lodewijk XIV. Zowel de Nederlanden als Frankrijk zijn financieel uitgeput. Uiteindelijk komt Engeland in de 18e eeuw als lachende derde uit de bus. Later zal Willem III in 1688 na een vreedzame intocht koning van Engeland worden, waarbij de kroon hem uit handen van het parlement wordt gegeven; de 'Glorious Revolution'. De burgemeesters Hudde, Witsen en Valckenier verleenden hieraan na enige aarzeling hun medewerking door het beschikbaar stellen van schepen. Ook de Joodse financier Suaso schijnt hierin een rol de hebben gespeeld door zonder voorwaarden vooraf veel geld ter beschikking te stellen. Voor de aandelenmarkt bracht de intocht een zodanige verandering met zich mee dat Van Beuningen failliet raakt en buiten zinnen.

Na het tekenen van de vrede met Frankrijk in 1679 blijkt in Amsterdam en de Republiek een meer Fransgerichte cultuur te zijn ontstaan: meer dan voorheen gericht op grandeur. Wanneer de steeds katholieker geworden Lodewijk XIV in 1685 het Edict van Nantes uit 1598, waardoor Hugenoten recht hadden gekregen op uitoefening van hun geloof en garnizoensmacht in enkele steden, opheft vluchten vele Hugenoten naar o.a. de Republiek. Christiaan Huygens, die in Frankrijk is om daar een bijdrage te leveren aan het tot stand brengen van een Franse 'Royal Society' en tot dan toe zich neutraal had opgesteld, gaat terug naar Holland.

47. PEDAGOGIE EN GEZINSLEVEN (Keizersgracht 123: Comenius; Gelderse kade 16: Roemer Visscher)
Volgens Schama hechtten de Nederlanders ten tijde van de Republiek zeer aan het gezinsleven. En zag dit er in de ogen van buitenlanders bijzonder uit: de kinderen mochten boefjes zijn en werden meer dan in andere landen geknuffeld.

Murmellius (1480-1517) had 'Kinderpap' geschreven, waarin de nadruk bij het opvoeden op 'veel vermaningen' wordt gelegd en weinig op straffen. Het was op scholen gebruikelijk om slechte leerlingen flink te slaan en te vernederen. Volgens Murmellius was een andere lesmethode mogelijk: wie de motivatie van de leerling wist te bevorderen had wrede straf niet nodig. Murmellius had zelf in Deventer les gehad van Alexander Hegius (1433-1498), bij wie ook Erasmus lessen had gevolgd. Murmellius werd rector van de Latijnse school in Alkmaar, waar in die tijd Jan van Scorel (1495-1561) en Alardus van Amsterdam (1495-1544) lessen volgden.

sinnepoppen_coverRoemer Visscher had 'Sinnepoppen' (1614) geschreven, geïllustreerd door de bekende etser Claes Jansz Visscher (geen familie).  Het titlblad lijkt te verwijzen naar een Rozenkruisersschilderij van Torrentius uit 1614.


Comenius_opvoeder

Links een klas van de pedagoog Jan Amos  COMENIUS, (Moravië, 1592 - Amsterdam, 1670) die vaak in Nederland is. Hij benadrukt het belang van aanschouwelijk onderwijs. Ook is te zien dat hij leert over de natuur: hij wijst op de sterren, planten, etc. Comenius schrijft verder boeken voor moeders over hoe, waarover en op welke leeftijd deze hun kinderen ook zelf veel kunnen leren. Comenius zal les geven aan burgemeesterszoon Pieter de Graeff (1638 - 1707) en Nicolaas Witsen (1641 - 1717).


 

17e EEUWSE GOUDEN TIJDEN IN AMSTERDAM


Cultureel

Vooral het eerste deel van de 17e eeuw toont zich vanuit deze wandelingenstudie wat Amsterdam betreft als een cultureel gouden tijd. Een periode van vrijmaking van onderdrukking o.a. door de Reformatie (in vele vormen), zelf de bijbel lezen. Ontwikkeling van buitenuniversitaire wetenschap.

Vanuit de stad zelf, doordat rijke kooplieden hun geld en activiteiten op een gegeven moment in de ontwikkeling van wetenschap en kunsten stopten (mercator sapiens). Hierbij speelden de talrijke boekdrukkers, die werk van vrienden uitgaven en controversieel-geachte wetenschappers beschermden, een grote rol. Het was hierdoor een VRIJSTAD. Vanuit andere landen omdat vanwege hun religie of wetenschappelijke praktijken onderdrukten hier hun werk konden voortzetten. De percelen aan het Singel waren nog gelijk in omvang, zoals ook de percelen van doopsgezinden uit de boven het Ij gelegen polders Beemster en Schermer. De doopsgezinde kerken heetten ‘Vermaningen’; men sprak elkaar aan op. Er was goed contact met de kring rond de stadhouder Frederik Hendrik (en de Protestantse zaak) en diens secretaris Constantijn Huygens.


Economisch

Aanvankelijk was de ‘Noordse’ graanhandel een zeer belangrijke bron voor het toenemen van de welvaart. Maar geleidelijk aan kwam hier de handel van V.O.C. (1602) en W.I.C. bij met de uitgifte van profijtelijke aandelen. Hierin speelde Amsterdam ook een belangrijke rol, de heren XVII en XIX kwamen in Amsterdam bijeen, maar het was een aangelegenheid van de hele Republiek en van de Staten-Generaal (die onder sterke invloed stond van Van Oldenbarnevelt, wiens secretaris Hugo de Groot was). De aard van deze handel was rauw en had zwarte randen. De Amsterdammer Laurens Reaal, tijdelijk gouverneur-generaal van alle VOC-gebieden buiten de Republiek, moest al gauw het veld ruimen voor de hardere Coen, o.a. omdat hij zich te veel gelegen zou laten liggen aan de belangen van de inlanders. De handel kostte veel levens; een derde van de scheepsbemanning keerde slechts terug.

Met de bouw van de Gouden Bocht en de kapitale panden in 1665 was het verschil in rijkdom duidelijk zichtbaar gemaakt. Ook is dan een omslag in cultuur zichtbaar. De dan arme Rembrandt ziet zijn grootste schilderij afgekeurd o.a. door de in VOC-handel rijk-geworden invloedrijke Cornelis de Graeff, de schoonvader van Johan de Witt; beiden sterk anti-Oranje. In de Gouden Bocht komen classicistische werken te hangen. Ook deze periode kan een gouden tijd worden genoemd, maar dan vooral wat betreft totale rijkdom. Na de oorlog met de Fransen van 1672-1679 door de inval van de Fransen is het gedaan met de extreme rijkdom (van sommigen) in de Republiek en Amsterdam.

Hoewel Amsterdam en de Republiek steeds rijker werden in de Gouden eeuw (tot 1672) kan vooral de eerste periode cultureel worden beschouwd als ‘Gouden Eeuw’. De handel was vaker ‘graanhandel’, een soort handel, die minder de in onze ogen zwarte kanten heeft dan de latere V.O.C.- en W.I.C.-handel. Vroegere handelaren wijdden zich aan de ontwikkeling van de wetenschap en kunsten, wat uiteindelijk velen ten goede kon komen.

 

Wetenschappelijk

Methodologisch werden in de 17e eeuw grote stappen gezet met de methodologen Descartes en Bacon, geholpen door de ontwikkeling van verrekijker en microscoop. Bij Descartes vooral dat door het waarnemen van beweging en rust van vormen inzicht kan worden verkregen in de onderliggende krachten van oorzaak en gevolg, die een eeuwig en universeel karakter hadden. Hierbij is de wiskunde van groot belang. De Amsterdammer Hudde had meegeschreven aan de uitgave van Descartes’ werk ‘De géometrie’, een appendix van de Discours de la méthode de wiskundige door een groep rond hoogleraar Van Schooten. Descartes is niet onomstreden; Spinoza ziet als zwak punt het dualisme van Descartes: de tweedeling in aparte ketens van veroorzaking in lichaam en geest. Spinoza ziet hierin een eenheid. De geest neemt het lichaam (in relatie tot de omgeving) voortdurend waar. Vooral in de kennis van het menselijk gedrag (maar ook natuurkundig) schiet Descartes tekort. Niettemin zullen door Huygens en Newton zeer fundamentele inzichten over universele krachten worden bepaald.

Naast de wiskundige studies ontwikkelde zich ook de chemie. Het kon gaan om medicijnen (waaronder psychofarmaca) of de ontwikkeling van materialen, verven; een breed scala, waarvan de onderliggende wetmatigheden (chemische formules plus hun effecten) lastiger te onderzoeken waren. Dit werd onderzocht in achterafschuurtjes. In Amsterdam waren veel activiteiten in het westelijk deel van de stad, ten westen van de Prinsengracht. Er werd glas gemaakte en er was een groot laboratorium (‘chymische werkplaats’) van Glauber (1604 - 1670). Hij onderzocht o.a. geneesmiddelen en salpeter. Later werden hier (de mislukte) experimenten door Galenus Abrahamsz de Haen en Schuller gedaan. Ook de studie van planten en dieren kan in dit licht worden gezien. In Leiden werd de (al-)chemie gedoceerd door de cartesiaan le Boë Sylvius (1614 - 1672) bij wie Swammerdam (1637 - 1680), Reinier de Graaf (1641 - 1673), Niels Stensen (1638 - 1686) en Burchard de Volder (1643 - 1709) studeerden; vanaf 1672 door Burchard de Volder, die zijn proefschrift had opgedragen aan Hudde, die hem heeft voorgedragen. Hudde, de Volder, Van den Enden, Spinoza e.a. hadden ‘heerlijke avondjes’. De Volder had contact met o.a. Leibniz. De opvolger van de Volder was Boerhaave (1668 - 1738). De Volder heeft raadpensionaris Fagel ervan weten te overtuigen dat de (al-)chemie geen gevaar opleverde voor het christendom. In deze geest is ook het TPT geschreven: wetenschap en godsdienst zijn twee afzonderlijke gebieden en hoeven elkaar niet in de weg te zitten. Ook op een ander punt zit hij op Spinoza’s lijn: hij vraagt niet alleen op a posteriori bewijzen, maar ook naar a priori-bewijzen. Dat wil zeggen dat hij voor de interpretatie van een gevonden verband (b.v. op basis van een experiment) de samenhang met het grote geheel wil betrekken. Dit is een zwakker punt van Bacon, die door dat niet te doen ook op utopieën kan uitkomen en experimenten kunnen onvoldoende worden geanalyseerd.

Vanaf 1660 worden er Koninklijke academies opgericht in Londen (1660) en Parijs (1665; hieraan zal Christiaan Huygens veel bijdragen). Ook elders vormen vorsten groepen van wetenschappers om zich heen. N.B. Al veel eerder waren op verschillende hoven tijdelijk veel wetenschappers bijeengekomen. Vooral de alchemie vroeg veel geld en kon ook geld opleveren. Iemand als b.v. Leibniz (1646 - 1617) leefde in een tijd dat het niet meer zo makkelijk was om dat geld te krijgen. Ook in Amsterdam was minder sprake van de ‘mercator sapiens’, zoals in de eerste helft van de 17e eeuw. Daardoor werd internationaal de afhankelijk van vorsten groter. De Royal Society, die al een lange voorgeschiedenis had, blijft lang het meest prestigieuze en betrekkelijk onafhankelijke college van wetenschappers om nieuwe vindingen aan voor te leggen.

Meer dan ooit kwamen mensen met verschillende geloven met elkaar in contact. De wetenschappelijke vraag rees: wat is God, wat is de godsdienst, eigenlijk. Hoe kun je het geloof in God begrijpen? En mensen blijken hierbij zoveel verschillende voorstellingen te zijn: er zijn heel wat Goden denkbaar. Met gebruikmaking van de wetenschappelijke methode het eeuwig-geldende te scheiden van het niet-eeuwige, wat vaak toevallig wordt genoemd, maar toch noodzakelijk gebeurt, zal Spinoza zoeken naar een Godsbeeld dat zowel denkbaar is als bestaanbaar. En aangezien God verbonden is met ethiek en gedrag, komt Spinoza zo tot een realistische ethiek gebaseerd op een analyse van oorzaken en gevolgen, die aansluit bij de aard van de mensen. En tot ‘pedagogische’ aanbevelingen hoe te maken dat mensen vanuit zichzelf, als vanzelfsprekend, doen wat goed voor hen is, overeenstemt met hun aard (psychologie) en situatie (politicologisch, sociologisch en de ‘hele natuur’). Het zou tot meer innerlijke vrede kunnen bijdragen en tot verstandige staatsinstellingen.

Lodewijk XIV zal in 1683 tegelijkertijd met de opheffing van het Edict van Nantes (1598), de verdrijving van de Hugenoten, de hugenootse, calvinistische universiteit van Saumur. Aan deze universiteit hadden Hudde en Swammerdam gestudeerd onder Thévenot. Ook Gomarus (1563 - 1641) had er les gegeven. Thévenot was een beschermheilige geweest van vele wetenschappers en wiskundigen. Hij correspondeerde onder andere met Jan Swammerdam, die hij aanmoedigde om de oorsprong van het organisme te achterhalen. In 1684 werd hij de bibliothecaris van koning Lodewijk XIV; hij zou het aan hem toevertrouwde werk van Swammerdam (gestorven 1680) niet uitgeven.



Politiek

De periode 1550-1700 in Europa kent veel godsdienstige strijd verweven met de strijd om invloedsfeer en landbezit. Zowel intern in Europa als ook in de ‘handels-’gebieden Azië en Amerika, waar sprake is van kolonievorming. De inval van Lodewijk XIV in 1672 in de noordelijke lage landen maakt dat er met stadhouder Willem III een eenhoofdig staatsvorm ontstaat, maar de vraag is of dit tijdelijk zal zijn. Welke staatsvorm is na deze oorlog (van 1672 - 1679) de beste? Spinoza geeft daarvoor in het PT een realistische analyse op grond van ervaringen uit het verleden.

Vanaf 1560 komt er in de lage landen, die een Staten-Generaal kennen, opstand tegen hun Spaanse vorst Filips II. Aanleiding zijn zowel het doden van godsdienstige ketters als van staatkundige aard, waarbij de graven Egmond en Hoorne worden gedood. Degene die de eenheid van noordelijke lage landen smeedt met de Akte van Verlatinghe (1581), waarbij gekozen wordt voor de calvinistische godsdienst als leidend in de staat, Willem van Oranje zal al snel worden gedood (1684). In 1678 had Van Oranje de machtigste en katholiek-bestuurde stad Amsterdam met moeite als een der laatste overgehaald tot een calvinistisch bestuur (de Alteratie). De eenheid was wankel; eigenlijk was nog sprake van sterke stadsstaten. De verhouding tussen de raadspensionaris van de nieuwe Staten-Generaal (aanvankelijk Johan van Oldenbarneveldt, later Constantijn Huygens en de Witt) en de stadhouder (Maurits, Fredrik Hendrik, Willem II en III) is m.u.v. de periode Frederik Hendrik, gespannen. De Oranjes lijken meer gericht te zijn op de internationale protestantse strijd waar de Staten Generaal meer belang hecht aan de welvaart van de provincies.

Spinoza zal in het Politiek Tractaat een analyse maken en aanbevelingen geven gebaseerd op ervaringen uit het verleden van politici; filosofen vindt hij te idealistisch. Zijn eigen analyse van de rol van emoties speelt een grote rol. Waar eerdere boeken van hem nog sterk gericht waren op mensen ‘die door de rede worden geleid’, houdt hij er in het PT rekening mee dat staten in hoge mate niet bestaan uit mensen die niet door de rede worden geleid maar door emoties. Dit geldt zowel voor bestuurders als bestuurden. Behalve de gedetailleerde uitwerking van de staatsvormen monarchie, oligarchie (door zijn overlijden kan hij niet meer schrijven over de democratie) geeft het volgende aan, hierbij verwijzend naar de oorzaken voor zaken als de stuitende onthoofding van Van Oldenbarnevelt:

-       duidelijkheid van staatsvorm

-       geen ideologische kwesties opwerpen

-      geen wetten, die bepaalde godsdiensten of spreken van de enkeling verbieden

-       gezamenlijke godsdienstige ceremonieën dragen bij (als leerproces) aan de emotionele verbondenheid met de betreffende staat; daarom is hij voorstander van een duidelijke staatskerk. Andere gezindten kunnen kerken in minder opvallende gebouwen.

-      Bijbellezing en godsdienstige bijeenkomsten kunnen bijdragen aan naastenliefde en gerechtgheid en daarmee aan het heil van individu en gemeenschap. Geschiedenisverhalen zoals in het oude testament zijn vooral gericht op één volk; de Christelijke apostelen spreken van geest tot geest en zijn daarom universeler

-       de staat is in het algemeen nuttig voor de burgers. De burgers hebben hun recht zich te verdedigen overgedragen aan het staatshoofd/staatsbestuur. De eerste taak van dit bestuur is de veiligheid. Voor de staatsbestuurder betekent dit dat hij bij zowel externe als interne bedreigingen kan handelen op grond van oorlogsrecht

Spinoza is al overleden als de oorlog in 1679 is afgelopen. Willem III blijft stadhouder. Hij zal in 1688 op uitnodiging van de Engelse Staten-generaal koning worden van Engeland na een vreedzaam verlopen legerinval (de Glorious Revolution). De belangrijkste en pragmatische Amsterdamse burgemeesters van Amsterdam Hudde, Witsen en Valckenier, wier denken in krachten niet ver van dat van Spinoza afstaat, zullen na aarzeling Willem III steunen met de financiering van schepen.

BRONNEN EN LITERATUUR (LINKER- EN RECHTERPAGINA)
OVER DE AUTEUR