Hans Vredeman de Vries
(links Vredeman de Vries; Hendrik Hondius) Architect, vestingbouwdeskundige, kunsttheoreticus, planoloog (avant la lettre), tekenaar en schilder, geboren in 1527 te Leeuwarden - overleden 1606, 1607 of 1609 Antwerpen, Den Haag of Hamburg.
Na zijn schildersopleiding raakt hij al snel geïnteresseerd in architectuur en bestudeert de werken van Serlio en Vitruvius. Vanaf 1555 publiceert hij vele werken over diverse architectonische onderwerpen, waarbij ook zijn ornamentstudies niet onvermeld mogen blijven. Ook na zijn dood omstreeks het jaar 1606 verschijnen nog vele herdrukken van zijn werk. Doordat zijn boeken op het gedachtengoed van de Romeinse architect zijn gebaseerd, wordt hij ook wel de 'Vitruvius van Noord-Euorpa' genoemd.
Als architect werkte Vredeman de Vries in Antwerpen (vooral als vestingbouwingenieur), Hamburg, Wolfenbüttel, Dantzig en Praag, maar voor zover bekend zijn er geen gebouwen van hem bewaard gebleven. Zijn voornaamste invloed ligt uiteindelijk in zijn boeken, vooral die over perspectief, een kunst waarop hij meer dan veertig jaar heeft gestudeerd. Antwerpenbeleefde aan het begin van de zestiende eeuw een periode van ongekende economische bloei en welvaart. In enkele decennia groeide de havenstad uit tot een machtige handelsmetropool en het belangrijkste kunstcentrum ten noorden van de Alpen. Hans Vredeman de Vries uit Friesland reisde zijn leven lang door Europa op zoek naar nieuwe artistieke uitdagingen, maar hield Antwerpen aan als uitvalsbasis.
Vredeman de Vries wist het centrale perspectief ook uitvoerbaar te maken in de Noord-Europese schilderkunst en wordt eveneens beschouwd als een van de grondleggers van de architectuurschilderkunst. Zijn geschilderde interieurs en stadsgezichten tonen een opmerkelijke weidsheid en diepte.
Biografie
Hans Vredeman de Vries was de zoon van een busschieter, in dienst van de Friese stadhouder Georg Schenck van Toutenburg. Hij begon zijn opleiding bij een glasschilder in Leeuwarden (en Kollum). In 1546 trok hij naar Amsterdam en Kampen.
In 1549 werkte hij in Mechelen, waar zijn broer werkzaam was als organist. Onder Pieter Coecke van Aelst ontwierp hij de triomfbogen die dienden voor de intrede van keizer Karel V en Filips II. Ook bestudeerde hij Vitruvius en Sebastiano Serlio, vertaald door zijn leermeester. Door zijn vele reizen door Europa kwam hij in aanraking met de Italiaanse renaissance en kon hij vastleggen hoe de klassieke orden op maniëristische wijzen moesten worden geordend. Vredeman de Vries ontwikkelde zich tot uitstekend en beroemd perspectieftekenaar en introduceerde de Italiaanse bouwstijl ten noorden van de Alpen. Hij publiceerde o.a. bij de drukker Plantijn voorbeelden van cartouches, trofeeën, architectuur, fonteinen, meubels, grafmonumenten, zuilen, vaatwerk, thermen en grotesken. De rijke versieringen, waarin hij eveneens het perspectief verwerkt, werden overgenomen door maniëristische, maar ook classicistische architecten als Lieven de Key en verwante bouwmeesters in Engeland.
Stenen woonhuizen worden pas op grote schaal gebouwd na ±1570 en op dat moment komt de renaissance (of maniërisme) in de Nederlanden tot ontwikkeling. De renaissance is in ons land geïnspireerd door een Vitrivius- en een Serlio-vertaling van Pieter Coecke van Aelst (1502-1550) in 1539 en door het voorbeeldenboek Architectura van Hans Vredeman de Vries, verschenen tussen 1656 en 1577 en gedeeltelijk gebaseerd op het werk van Pieter Coecke. De belangrijkste bouwmeesters zijn de Haarlemse steenhouwer Lieven de Key (1560-1627) en zijn Amsterdamse collega Hendrick de Keyser (1565-1621). Zij zijn de grondleggers van de Hollandse (en Amsterdamse) renaissance (±1540-±1640).
1583 Hortorum viridariorumque elegantes & multiplicis formae
In de Renaissance vormden tuinen een belangrijk onderdeel van de buitenplaatsen, de huizen in de stad en de paleizen van de burgerij en de adel. De tuin was naar het voorbeeld van de klassieke wereld een soort geïdealiseerd landschap voor een aangename verpozing. De verspreiding van het ideaalbeeld van de renaissancetuin met zijn typische loofgangen, bomen en planten, parterres en bloemperken, ingangsportalen en omheiningen, grotto's en fonteinen, labyrinten en beelden kende in die periode een enorm succes. Tegelijkertijd ontstond de behoefte aan kennis over tuinen - en hun geschiedenis -, over de bloemen- en boomsoorten die men kon planten en over de praktische regels voor aanleg en onderhoud. Voor al deze verschillende aspecten ontwikkelde zich een eigen literatuur waarin illustraties een belangrijke en stimulerende rol speelden. Met de publicatie in 1583 van zijn Hortorum viridariorumque elegantes & multiplicis formae is Hans Vredeman de Vries de eerste ontwerper die het publiek voorzag van een dergelijke serie tuinontwerpen. De Latijnse titel van de serie maakt duidelijk dat het handelt over Sierlijke en veelsoortige afbeeldingen van tuinen en boomgaarden (parken) vakkundig uitgetekend naar de maatstaven van de kunst der architectuur. In 1587 volgde een tweede, kleinere serie van vergelijkbare ontwerpen, maar nu zonder titel.
Het werk was van groot belang voor de ontwikkeling van de tuinarchitectuur, omdat het de eerste prentserie was in de westerse kunst, die geheel aan tuinen was gewijd. Hij legde hierin de renaissance-invloeden die uit Italië overkwamen, op zijn eigen manier uit waardoor hij het eigen karakter van de Nederlandse - en Vlaamse tuinarchitectuur schiep. Elke prent toont een tuin, gezien van bovenaf, met parterres van geometrische velden, geschoren hagen, bomen, bloemen, hekken, portalen, loofgangen, paviljoenen, bassins en fonteinen. In de individuele titels van van de bladen zijn de tuinen geassocieerd met de drie zuilenorden, te weten de Dorische, de Ionische en de Corinthische orde. Op een aantal punten blijkt het model van de Rubenstuin te zijn geïnspireerd op dat van de Renaissance, dat zo overzichtelijk is weergegeven in de prenten van Vredeman de Vries.
Na de bezetting van Antwerpen in 1585 door de hertog van Parma verliet ook Vredeman de Vries de stad met zijn tweede vrouw Sara van Elsmer. Hij kreeg achtereenvolgens opdrachten in Frankfurt am Main en Wolfenbüttel om een grachtengordel rondom de stad aan te leggen. Mogelijk kreeg hij vervolgens de vraag een kanaal tussen de Wezer en de Elbe te ontwerpen. Hij vertrok naar Hamburg toen zijn opdrachtergever Julius van Brunswijk-Lüneburg stierf en de opvolger het project afblies. Vredeman werkte tussen 1592 en 1595 aan diverse opdrachten in Danzig (het huidige Gdansk) en vertrok naar Praag waar hij samen met zijn zoon Paul de keizerlijke kunstgalerij ontwierp. In 1595 maakte hij de gravure 'Het LABORATORIUM VAN DE ALCHEMIST' met de alchemist Künrath (rechts). In 1600 liet hij zich inschrijven als poorter van Amsterdam.
In 1604 probeerde hij een aanstelling te verkrijgen om wiskunde te doceren aan de Universiteit van Leiden.
Perspectief
Perspectief, schrijft Vredeman de Vries in de voorrede, is een 'inschynende oft deursiende ghesichte der oogen, op papier, doeck, penneel, oft mueren, int schilderen met coleuren oft andersins bethoont'. Het basisprincipe van perspectief is volgens hem het bestaan van verdwijnpunten waar alle lijnen samenkomen. Deze verdwijnpunten liggen op de horizon, de denkbeeldige lijn die je ziet als je recht vooruit kijkt. Het voornaamste verdwijnpunt, het oogpunt, ligt niet noodzakelijk in het midden, maar is afhankelijk van de positie van de kijker. Vredeman creëert een netwerk met vijf lineaire componenten, waarin, in ruimtelijk perspectief, elk voorwerp kan worden geplaatst. Deze vijf lijnen zijn de 'base onderste oft voet-linie', die het niveau aangeeft waarop de denkbeeldige kijker zich bevindt, de 'perpendiculi oft recht-staende linie', de 'orisonnelle waterpas oft ooch-linie', de 'dioginali oft nuissche linien’, die samenkomen in secundaire verdwijnpunten en de 'paralelle oft vercortende linien', die samenkomen in het oogpunt. Uitgangspunt is ook dat men alles wat zich boven de horizon of ooglinie bevindt alleen van onder en wat zich eronder bevindt alleen van boven af kan zien. Zijn theorieën demonstreert hij in de 73 afbeeldingen in dit boek. Het resultaat is fascinerend. Figuur 45 van het eerste deel toont, volgens zijn eigen beschrijving, op de voorgrond vanaf de tegelvloer links een trap omhoog en vanaf het zelfde vlak drie treden naar beneden. De afbeelding stelt een op de moderne manier gebouwd paleis voor, met voor het oogpunt een galerij met aan weerszijden vier kolommen waarop kruisgewelven rusten.
Boven de door Rembrandt zeer bewonderde Lucas van Leyden (Leiden, 1494-1533) met het 'Laatste oordeel' (1626). Hier is het perspectief al sterk ontwikkeld. Ook Lucas verbleef in Antwerpen. Hans Vredeman de Vries werkte het perspectief wiskundig verder uit.