Sociologie
ONDERBOUW, BOVENBOUW EN VERANDERING IN DE SOCIOLOGIE
Onderbouw en bovenbouw bij Marx
Volgens Marx' opvatting van de menselijke geschiedenis verloopt deze in stadia. De stadia worden in de eerste plaats gekenmerkt door het gangbare productiesysteem (de onderbouw) en pas in de tweede plaats door opvattingen, ideeën, cultuur (de bovenbouw). Veranderingen in het productieproces zullen leiden tot veranderingen in het denken.
Dat verschillende productiewijzen samengaan met verschillende religieuze inhoud, is te lezen in (links MAX WEBERs (1864-1920) 'Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus' (1905). Hieruit is wel afgeleid dat het protestantisme ontstond omdat het katholicisme van die tijd zich niet liet verenigen met het bij het kapitalisme horende winst-principe. (Rechts aankondiging van een lezing van A.L. Mok met veel Weber).
Hiermee ondersteunde Max Weber (1864-1920) met analyse over de relatie van de onderlinge verschillen tussen verschillende Hervomden en katholieken en hun werkzaamheden Marx' en Hegels theorie over de samenhang tussen 'bovenbouw' en 'onderbouw'. Bij veranderingenveranderen beide mee.
Karl MARX (linksboven) (1818-1883) volgde colleges bij Friedrich HEGEL (rechts) (1770-1831), die het werk van Spinoza doceerde. Hegel ziet de geschiedenis net als Marx als een voortgaand proces, waarin onderbouw en bovenbouw elkaar beïnvloeden en tot een synthese komen (dialectiek). In tegenstelling tot Marx ziet Hegel veranderingen van ideeën als oorzaak voor de veranderende 'onderbouw'. Het werk van de jonge Marx is nog sterk filosofisch en lijkt in denkwijze op Spinoza. Marx was hierin beïnvloed door Feuerbach's 'Geschiedenis van de moderne filosofie van Bacon tot Spinoza' (1833).
Marx wilde de wereld niet alleen analyseren, maar ook veranderen. Samen met Friedrich Engels (1820-1895) mengt hij zich onder de revolutionaire bewegingen van zijn tijd. Zij schrijven 'Het communistisch manifest' (1848): 'Proletariërs aller landen verenigt U'. Na overal te zijn verdreven gaat Marx in Engeland wonen, waar Engels, zoon van een industrieel, werkt.
Engels ondersteunt zijn vriend, die hij intellectueel als verre zijn meerdere beschouwt, zo goed mogelijk. Hij voorziet Marx van gegevens over de deplorabele omstandigheden waaronder de Engelse arbeiders moeten werken. Marx wijdt zich in armoedige omstandigheden aan zijn hoofdwerk 'Das Kapital', dat pas na zijn dood door Engels wordt uitgegeven, omdat het schrijfproces zeer lange tijd had gevergd. In het kapitaal verwerkt Marx zo veel mogelijk feitenmateriaal. Op basis hiervan maakt hij zijn economisch model van de wetmatige uitbuiting binnen het kapitalisme van de arbeid door het kapitaal. (F. Wheen: Das Kapital van Karl Marx, 2006).
Hoewel Max Weber de stellingname van Marx afkeurde (volgens kenners schijnt hij Marx steeds aan te vallen), valt niet uit zijn werk af te leiden dat hij het belangrijke inzicht, dat er een samenhang is tussen productiewijzen en levensbeschouwing niet steunt. Integendeel, zijn werk geeft er een goede illustratie van.
MAX STIRNER: individualist
Een andere student van Hegel is Max STIRNER (1806-1856) (rechts). In 1844 verschijnt zijn hoofdwerk 'Der Einzige und sein Eigentum' (The ego and his own). Diens werk is gericht op de individuele ontwikkeling als autonome persoon.
Max Stirner en Spinoza
Heel anders dan Marx (de inspirator voor het communisme) is ook Stirner geïnspireerd door Spinoza. Zijn denken sluit aan bij Spinoza's analyse dat ieder mens een monade (een enkelding) is, een afzonderlijke eenheid, die zijn eigen weg bepaalt/moet bepalen. Uit zijn werk halen (sommige) anarchisten inspiratie.
Hegel en Spinoza
Friedrich HEGEL (1770-1831) doceerde over Spinoza. Hierdoor kregen de jong-hegelianen Marx (JONGE MARX, rechts), Feuerbach en Max Stirner les over Spinoza. Marx raakt ook heïnteresseerd in Kant en Fichte.
Marx en Spinoza
SPINOZA (rechts) zelf ziet denken en materie als twee kanten van één zich ontwikkelende eenheid.
Marx ziet zichzelf als actor in het ontwikkelingsproces. Hier bestaat een overeenkomst met Spinoza, die met zijn Theologisch Politiek Tractaat waarschijnlijk ook invloed op de loop van de geschiedenis wilde willen uitoefenen (zie voor deze interpretatie van Spinoza onder A'damse Spinozawandeling, vooral bij TPT, M.B.).
Spinoza en Marx (vervolg)
Een andere overeenkomst is dat ze beiden een voorkeur hebben voor dezelfde Griekse filosofen: Democrites en Epicurus. Marx schreef zijn dissertatie over deze filosofen. Het proefschrift van Marx 'Het verschil tussen de natuurfilosofie van Democritus en Epicurus', waarop hij in Jena afstudeert, heeft net als Spinoza's ethica vijf hoofdstukken. En kent veel met Spinoza overeenkomende ideeën en begrippen.
Overeenkomstige begrippen bij Spinoza en Marx:
1. Dialectiek
Spinoza ziet een eenheid tussen Geest en materie, die vergelijkbaar is met Hegel's en Marx' bovenbouw en onderbouw. Wat was eerst? Marx geeft aan de 'onderbouw'; ook bij Spinoza staat in Eth I stelling i, dat de materie, de 'uitgebreidheid', vooraf gaat aan de (menselijke) voorstelling ervan. Als dit eenmaal op gang is gekomen, is er tussen deze twee eenheid, hoewel van een volstrekt verschillende orde en met een eigen ontwikkeling.
2. Rijk van de noodzaak en rijk van de vrijheid: bevrijding van de knechtschap door het verstand
De laatste hoofdstukken van Spinoza's Ethica gaan over 'de menselijke knechtschap' (Ethica IV) en de 'macht van het verstand en de menselijke vrijheid' (Ethica V). De jonge Marx spreekt in deze lijn over een bevrijding van de 'noodzaak'. Noodzaak, dit zijn de vervulling van basisbehoeften, zoals aan voedsel en veiligheid. Als deze zijn vervuld kan het rijk van de vrijheid komen.
3. Vervreemding: van inadequate naar adequate voorstellingen en ideeën
Marx stelde dat de mens vervreemd is geraakt van zijn eigenlijke natuur door de opkomst van nieuwe productiewijzen van industrialisatie. De mensen zouden hiertegen in opstand komen om hun vrijheid te herwinnen en te gaan leven naar de optimale mogelijkheden voor hun natuur. Spinoza spreekt in dezelfde geest van het zuiveren van ideeën door het verstand om optimaal te leven naar de natuurlijke mogelijkheden.
Verschil in opvatting tussen Marx en Spinoza over de godsdienst
Waar Marx de godsdienst (met name het geloof in het hiernamaals en de beloning-dan) ziet als negatief (door te wijzen op de beloning in het hiernamaals zouden onderdrukten zich schikken in hun lot). En stelt dat 'de mens de religie maakt, de religie niet de mens. En wel is de religie het zelfbewustzijn en het zelfgevoel van de mens, die zichzelf óf nog niet gevonden heeft óf alweer verloren', beschouwt Spinoza de 'vera religio' als behorend bij de mens en met de juiste kennis, als een bron van vreugde, het hoogste goed.
Onderzoeksmethoden van de sociologie: fenomenologie
De sociologie van de laatste eeuw gebruikte doorgaans de logisch-positivistische methode. Eigenlijk kan de sociologie niet goed uit de voeten met deze op cartesiaanse grondslag gebaseerde methode, zeker niet waar het emoties betreft of bij voorbeeld om 'macht' gaat. Spinoza gebruikt daarom naast cartesiaanse methoden bij zijn analyses methoden, die terug te vinden zijn in de 'fenomenologische' methode en de Verstehende methode en het werken met 'Idealtypen'. Deze methoden worden toegeschreven aan Edmund Husserl (1859-1938). De methode sluit aan bij Spinoza's beschrijving van de werking van de intuïtie als kensoort. Het gaat om kennis, die we bezitten, maar die niet heel precies te omschrijven is, maar waar van we logischerwijs moeten aannemen, dat deze bestaat. Het is kennis die zeer behulpzaam kan zijn bij het formuleren van hypothesen. Het verschil tussen Spinoza en Descartes zit er o.a. in dat Spinoza deze kennis wel gebruikt, zelfs al is ze niet onmidellijk 100% zeker. Als alleen Descartes' methoden, die gericht zijn op zekere kennis, worden gebruikt in de sociale wetenschappen, dan is onderzoek naar emoties niet goed mogelijk. Dit zijn systematische methodes die gebruik maken van de intuïtieve kennis en manier van kennen èn de logica. Deze komen verder dan met louter de cartesiaanse methodes en bij voorbeeld het logisch-positivisme, mogelijk is. Ten onrechte worden deze methoden vaak genegeerd.
Methodologie: Spinoza's verschil met Descartes en Francis Bacon
Dwalingen; 'Idols'
Spinoza had een aanvulling op de methoden van Descartes en Francis Bacon . Deze kunnen met hun methodenleer beschouwd worden als de twee vaders van de moderne wetenschap'. Descartes met zijn methode om ketens van oorzaak en gevolg vast te stellen en het bijbehorende determinisme. Bacon met zijn nadruk op de empirie en zijn oproep 'Idols' (bestaande ideeën die het juiste inzicht in de weg staan), dwalingen, te weerleggen. Spinoza zat veelal op hetzelfde spoor als deze wetenschappers. Op de vraag 'hoe een wijs mens te worden', antwoordt Spinoza dat men Bacon’s lessen zou moeten volgen (Spinoza brief 37 aan Bouwmeester).
Hoewel Spinoza Descartes en Bacon in grote lijnen volgt, geeft hij op verzoek van Oldenburg ook 'tekortkomingen van Descartes en Bacon, brief 2.3 en 2.4 aan en op welke manier deze kunnen worden weggenomen'. Bacon gaat hem niet ver genoeg: Bacon ziet niet in dat veel 'dwalingen' eruit voortkomen dat de menselijke geest ten dienste staat aan de behoeften van het lichaam; beiden, lichaam en geest, zijn gericht op de 'conatus', het streven om in het bestaan te volharden. Daarom ziet Bacon bij voorbeeld niet in hoe wilsbesluiten (namelijk vanuit het lichaam) tot stand komen, hetgeen een bron is voor 'dwalingen'.
Het noodzakelijk maken van 'voorstellingen' leidt tot 'social construction of reality', die deels waar zijn en deels 'dwaling'. Steeds is het nodig zich te ontdoende van niet meer passende voorstellingen om ruimte te maken voor nieuwe. 'Mythes' te vervangen. Zo wordt asymptotisch (term van prof. C. Schuyt in 'Spinoza en de vreugde van het inzicht', verwacht 2013, Balans, Amsterdam) steeds betere kennis opgebouwd, ook op maatschappelijk gebied.