De beginselen van de filosofie (lees wetenschap en wetenschappelijke methode, M.B.) van Descartes en Bacon, namelijk hun tekortkomingen en op welke manier deze kunnen worden weggenomen en door beter gefundeerde zienswijzen vervangen. Antwoord in brief 2.3 en 2.4 aan Henry Oldenburg
Brief 2.3 :
In de tweede plaats vraagt ge mij welke fouten ik opmerk in de filosofie van Descartes en Bacon. Ofschoon het mijn gewoonte niet is fouten van anderen bloot te leggen, zal ik u ook hierin ter wille zijn. ....
'Descartes en Bacon zijn
1. vèr afgedwaald van het juiste inzicht in de eerste oorzaak en de oorsprong der dingen.
2. ook hebben ze niet begrepen wat de ware natuur van de menselijke geest is.
3. ten derde dat ze de ware oorzaak van het menselijk dwalen nooit hebben achterhaald.
Hoe hoogst noodzakelijk een juist inzicht in deze drie problemen is, wordt slechts miskend door hen die totaal verstoken zijn van iedere scholing en zin voor wetenschap. Dat ze zijn afgedwaald van een juist begrip betreffende de eerste oorzaak en de menselijke geest, valt makkelijk op te maken uit de waarheid van de drie bovengenoemde stellingen'
Brief 2.4:
... 'alleen 3. de derde fout. Bacon bewijst bijna niets, hij stelt alleen maar. Hij veronderstelt alleen dat het menselijke verstand alleen al door zijn natuur bedrogen wordt en zich alles voorstelt naar analogie van zijn eigen natuur en niet naar analogie van het universum. ...
De oorzaken van het menselijk dwalen kunnen gemakkelijk alle herleid worden tot deze ene van Descartes, namelijk dat de menselijke wil vrij is en verder reikt dan het verstand..... ik zal aantonen dat ze onjuist is....dat de wil verschilt van deze of gene wilshandeling op dezelfde wijze als de witheid verschilt van dit of dat witte of ook de mensheid verschilt van deze of gene mens en dat het dan ook even onmogelijk is in de wil de oorzaak van deze of gene wilshandeling te zien als in de mens-heid de oorzaak van jan of Piet. Welnu aangezien de wil enkel als gedachtenconstructie bestaat en geenszins als oorzaak genoemd kan worden van deze of gene wilshandeling, en de bijzondere wilshandelingen, daar ze voor hun bestaan een oorzaak nodig hebben, niet vrij genoemd kunnen worden maar noodzakelijkerwijze strikt door hun oorzaken gedetermineerd zijn, en aangezien tenslotte volgens Descartes de dwalingen nu juist bijzondere wilshandelingen zijn, volgt daaruit noodzakelijkerwijs dat de dwalingen, dat wil dus zeggen bijzondere wilshandelingen, niet vrij zijn, maar gedetermineerd door uitwendige oorzaken en geenszins door de wil, hetgeen ik beloofd had te bewijzen'