Coornherts IDEEËN

De mens beschikt over een vrije wil; is onbelast door de erfzonde en is dank zij het door God geschonken geloof en de door hem ingeplante menselijke rede in staat zichzelf reeds op deze aarde in denken en handelen te vervolmaken.

De overheid kan het geloof en gedrag nooit aan haar onderdanen opleggen, de kerk nooit voorschrijven of dwingen. De mens moest zelfstandig door innerlijke verheldering en uitwendig gedrag de hoogste staat van goedheid en diepe vroomheid bereiken. Het komt in laatste instantie op hemzelf aan. De WARE KERK is ONZICHTBAAR. Ketterij is een geestelijke zaak en nimmer mogen wereldse en geestelijke werelden worden vermengd.


Coornherts NATUURFILOSOFIE
altGewone behoeften tegenover begeerten

Coornhert maakt onderscheid tussen menselijk gedrag dat uit gewone behoeften voortkomt èn gedrag dat gericht is op bevrediging van begeerten. Noodzakelijke behoeften –dezelfde voor iedereen- zijn onontbeerlijk en in de orde van de natuur (zie links een gravure van Coornhert van een roos met een bijtje, verwijzend naar liefde, en een sluipspin, verwijzend naar gevaar). 'Wie er op een evenwichtige manier in voorziet doet geen enkel kwaad; wie de juiste maat overschrijdt wèl. Zij zijn noch in de orde van de natuur, noch algemeen verspreid en bezorgen -terecht- degenen die hen toelaten een gevoel van schuld. Zij verjagen de innerlijke vrede van de mens en berokkenen hem en zijn omgeving veel kwaad'.


Wel-leven
‘Van de pijn en de droefheid uit 1556’. Droefheyt is een kwellinge van het gemoed, een derven van lief en hebben leedt, niet voortkomende uit enige natuurlijke oorzake. Pijn treft de mens buten zijn wil, maar droefheyt kan de mens met een juist oordeel en goed gerichte wil vermijden. Coornhert rekent de traditionele christelijke deugden HOOP en LIEFDE tot de ‘hertstochten’, wel tot de positieve. 'Hertspiegel godlijvker schrifturen' uit 1589 is een leergang om goed te leven De mens kan lessen voor wel-leven in de bijbel vinden en dit Woord van God is niet duister, maar glashelder. In 1589 verschijnt het uitgebreidere ‘Zeedekunst dat is Wel-levenskonste’, waarin op verzoek van vriend en dichter Spieghel op natuur-filosofische grondslag zonder te wijzen naar God of de Bijbel Coornhert zijn wel-levensleer uiteenzet.

lampjeOm wel- te leven behoeft men ‘wil, macht en verstandt'. Al ons leven bestaat uit doen of laten. 'Men doet ende laat wel of qualijck. Sonder wil ende macht te samen en wot geen doen of laten. Want derft men wille om wat te doen macht, daar wordt geen werk af'.

'Maar om yet wel te doen of te laten, behoeft daar by een derde, namentlijc Verstant: want sonder dat en is geen ware Kentnisse der dingen, die men wil doen of laten: ende sonder ware Kentnisse en doet of laat men gheen ding wel. Want sonder Verstant kent men goet noch quaat. Door dese Kennisse vliedt de wille altijt van ’t bekende quaat: ende jaaght altijdt na t’bekende goet. Daar dan ghedaan: dat is wel leven. Soo zijn Wil, macht ende Verstant noodigh ende oock ghenoeghsaam om altijdt wel te leven'.


Volmaakbaarheid

altVolmaaktheid is niets anders dan de volmaakte wijsheid, die men geleidelijk kan bereiken door bepaalde ethische, maar tevens mystieke, fasen door te lopen. Het gaat om het componeren van de ziel en haar vatbaarheid voor DEUGD en ONDEUGD. De wedergeboorte van de mens geschiedt niet plotseling, maar geleidelijk in trappen der volmaaktheid. De mens leert zichzelf en God doelbewust beter kennen en ziet in hoe onverstandig het is zich door zijn begeerten te laten leiden, en tracht zich daarvan te bevrijden.

Er is een groei van zwak kind naar sterke jongeling naar wijze vader. Deze volmaakte mens is volledig aan God gewijd: Christus leeft in hem en hij is helemaal gericht op het dienen van de medemens. Hoogmoed en haat zijn hem vreemd; liefde voor allen straalt van hem uit.


De ‘Gouden regel’ van de naastenliefde, wet der natuere
Het geloof is een gave Gods, bedoeld voor iedereen die er kennis van neemt en het vrijwillig aanvaarden wil. Het hele geloof zou zich kunnen beperken tot het dubbelgebod van de liefde tot God en de NAASTE. Een echt minimum aan geloofsgoed. De mens is vrij te oordelen of hij het door God aangereikte geloof al dan niet aanneemt.

Gehoor geven aan het gebod: ‘alles wat gij wilt dat de mensen voor u doen, doet ge ook voor hen’ (Mattheüs 7:12), de klassieke gulden regel van de antieke filosofen is NIETS ANDERS DAN DE EEUWIGE WET DER NATUUR, steeds opnieuw aan de mensheid geopenbaard en gebaseerd op de gelijkwaardigheid van alle mensen. EEN GELIJKWAARDIGHEID DIE EEN RADICALE VERDRAAGZAAMHEID AUTOMATISCH INHOUDT.

In het ‘proces van ‘t ketterdoden’ beschrijft C wat hij als de hoofdsom van de ware religie beschouwt ‘Die wet der natueren ghebiet allen menschen te doen een ander, dat elck gaerne van een ander ghedaen soude sijn. Geen menschen vint men, die niet gaerne en heeft dat elck hem voordere tot het ghene hem alderbeste zy, dit alder best aller menschen is wesen goet of Godlijck. Hiertoe brengt den menschen aldermeest ware kenntnisse Godes en zijns selves. Dese baert liefde, tot God boven al, ende totten naesten als sichselve. Dit is de hoofd-somme des waren religions’, Wercke 2, 121 c.

kleine_natuuregelantier

Wie zijn naaste lief heeft als zichzelf, kan volgens Coornhert nooit zijn naaste vanwege het geloof willen dwingen, hinderen of doden. Ook de magistraat is onderworpen aan deze wet der nature. Dit idee is de rode draad in Coornherts geschriften over verdraagzaamheid.   


VOORS en TEGENS
Argumenten en voorstellen
Deze ideeën leiden in de historische situatie tot stellingname vóór of tègen bepaalde gangbare ideeën. Coornhert beargumenteert zijn ideeën op verschillende manieren, afhankelijk van zijn publiek. Soms verwijst hij naar bijbelpassages. Ook haalt hij er historisch kennis bij. Bij voorbeeld over de erfzonde zegt hij: ‘Het Jodendom kent de erfzondeleer niet. De overdracht van de zondeval tot de hele mensheid wordt pas in de 5e eeuw tot een dogma verheven’. En wanneer het gaat over staatkundige vrijheid van godsdienst, wijst hij naar de koning van Polen, die deze heeft gegeven aan zijn onderdanen. Ook wijst hij er bij confrontaties over calvinistische leerstukken op dat de calvinisten maar een klein deel van de bevolking vormen. Of vanuit natuurfilosofie: ‘Het geloof is een gave Gods, bedoeld voor iedereen die er kennis van neemt en het vrijwillig aanvaarden wil’. Hij accepteert hiermee ook atheïsme.

In 1580 als de spanningen tussen de opstandelingen onderling oplopen, stelt hij voor een COLLOQUIUM te houden, om 10 stellingen (Dwars maar recht, pg 36) te bespreken. Dan wordt duidelijk waarover overeenstemming bestaat en een "gouden klomp' blijft over. 


Waar Coornhert vóór is en tegen op een rij


PLAATSBEPALING, Bronnen en ‘... in de lijn van ...’

Plaatsbepaling
De originaliteit van Coornhert schuilt in zijn onafhankelijke ethiek
. Hij schrijft een eerste ethiek in volkstaal. Berkvens ziet Coornhert als een christelijk-humanist in de lijn van Erasmus (erasmiaans humanist); maar met eigen klank: hij blijft dichter bij de bijbel dan Erasmus, terwijl hij in het loslaten van elke vorm van confessionalisme veel verder gaat. Coornhert heeft mystieke kanten die Erasmus vreemd zijn. Maar de kern van waaruit Coornherts denken zich ontplooit is nauw verbonden met erasmiaans optimisme: de mens is in staat, met Gods hulp, om volmaakt te worden. In ideeën over goed en kwaad is Coornhert in lijn met de stoa. Goed is de mens die op zoek naar God en zelfkennis; die geloof, hoop en liefde nastreeft; slecht de dwaas die door leegte, wanhoop en haat zich van God laat verwijderen. Een vermenging van de christelijke deugdenleer, de mystiek van het kennen van God en van zichzelf èn het stoïcijnse standpunt over de begeerten (waarbij hij onderscheid maakt tussen noodzakelijke behoeften en mateloze, negatieve begeerten, passies)

Fresco bespreekt parallellen met denkers uit de Oudheid. Maar het is moeilijk te onderzoeken of sprake is van directe beïnvloeding of van indirecte. ‘Zedekunst dat is wellevenskonste', verwijst naar het Griekse ‘eu zèn’, het ’waarlijk gelukkig zijn’. Dit is al  te vinden bij Socrates, bij Plato zeker, expliciet bij Aristoteles, bij de Stoa en bij Epicurus. Alleen daarom is hij geen stoïcus. Zie wat Coornhert schrijft aan Spiegel over 'Zedekunst'. Men zegt wel dat LIEFDE het centrale idee van de Zedekunst is. Eros als leidsman van Plato, die streef naar het Schone en het Goede. Het summum bonum, en dat is God (zowel voor heidense als christelijke denkers), vindt je ook bij Augustinus. Boëthius ‘Vertroosting van de philosophia’ was zijn lievelingsboek. In de oude traditie van een troostgeschrift: het ware geluk komt met het juiste inzicht, niet door uiterlijke omstandigheden. Ook de door het neo-platonisme beïnvloedde Ficino (Italiaanse vroeg-renaissancistische filosoof, 1433 - 1499) komt in de richting, alleen spreekt deze over geluk in het hiernamaals, terwijl Coornhert de filosofie van het wel-leven al in dit leven nastreeft. Er is nog sprake van een andere filosoof uit de Oudheid: Pythagoras. Hierover zegt Coornhert ‘dat het wel van de heidenen komt maar niet is te versmaden’.


De ethiek heeft niet alleen betrekking op het individuele leven, maar strekt zich uit tot staatkundige ideeën: Coornhert is voorstander van scheiding van kerk en staat. En is (net als Adriaen Koerbagh) tegen te veel wetten; tegen het doden van andersdenkenden door de staat.

Bronnen
Coornhert is bewonderaar van het ruim verspreide Theologia Deutsch, 14e eeuws Duitstalig mystiek geschrift in de geest van Meister Eckhart (1260 - 1328) en Johannes Tauler. Van het werk van Sebastian Castellio en Sebastian Franck (zie toelichting op deze auteurs) en van de geliefde Boëthius. W.J. Khühler noemt Coornhert n zijn boeken over doopsgezinden de 'Sebastian Franck van Holland'.

Vrienden en geestverwanten
Coornhert heeft vrienden, die veel invloed uitoefenden op het geestelijke leven in de Lage landen:
- Willem van Oranje
- Hans de Ries, doopsgezind 'Waterlander' uit de Rijp. Hij introduceerde het zingen van psalmen.
- de dichter Spiegel, die deel uit maakte van de Rederijkersgroep, die bijeen kwam bij Roemer Visscher en later overging in de Muiderkring
- de schilders en graveurs Maarten van Heemskerck en Goltzius, waaraan Carel van Mander in zijn 'Schilderboeck' aandacht besteedt en die vele latere Haarlemse en Amsterdamse schilders beïnvloedde, waaronder Pieter Lastman;

Eerst tegenstander van Coornhert wordt Arminius een voorstander van Coornhert
- zo heeft Coornhert ook de arminianen en de latere remonstranten beïnvloedt.

Het is opvallend hoezeer ethische opvattingen van Remonstranten, doopsgezinden en socinianen rechtstreeks lijken te refereren aan werk van de altijd katholiek (in de zin van 'de onzichtbare kerk') gebleven Coornhert (Frijhoff; Spies). Dit is bij voorbeeld zichtbaar in de 'geldmoraal' (zoals valt af te leiden uit Coornherts toneelstuk 'Comedie van de Rijckman').

De spinoza kaart amsterdam en toelichting op de locaties, toont aan hoe veel lijnen naar Coornhert voeren bij de bewoners van de Amsterdamse grachtengordel en ver daarbuiten in de Gouden eeuw.

De ideeën over gewetensvrijheid, godsdienstvrijheid en strafrechthervorming (zie links) vonden hun weg naar de wetgeving, zij het dat ze niet allemaal direct werden gerealiseerd. In lijn met Coornhert is het denken van Hugo de Groot, Spinoza, Koerbagh.