3. adequaat en inadequaat
Ideeën en handelingen kunnen adequaat zijn of inadequaat. Adequaat is wat in overeenstemming is met de natuurwetten. Handelen uit angst voor ‘branden in de hel in het hiernamaals’ is dan ‘niet adequaat’, omdat het niet in overeenstemming is met de natuurwetten dat de mens als eenheid na de dood nog bestaat. Het beeld bij God (die iets is wat niet empirisch aanwijsbaar is, maar toch moet bestaan, anders konden niet zoveel mensen hem begrijpen) is adequaat als het in overstemming is met de natuur. De eigen natuur van de mens. Net als alle zijnden heeft de mens een conatus, een drang tot overleven. Specifiek voor de mens is zijn grote mate van denken en eigen bewustzijn, die waarschijnlijk samenhangen met zijn flexibiliteit in aanpassing, waardoor hij ook verschillend is van van andere mensen. Hij heeft van nature taal die zich ontwikkelt, en daarmee de mogelijkheid van samenwerken. Hij wordt ook gelukkig van de nauur als geheel, het doorgronden van diens wetten, waardoor hij zich een voelt met de natuur, hetzij via de weg van de ratio, hetzij via de intuïtieve weg.
Hoewel in de hele natuur een streven naar ‘verbetering’ in de zin van ‘betere aanpassing’ op een sterker niveau zichtbaar is (vooral via de weg van wat overblijft na concurrentie; of via de we van zichzelf krachtiger willen maken), is dit verbeteren bij de mens tot grote hoogte aanwezig binnen één levensloop, nl samenhangend met het denken. Ervaringen (positieve èn negatieve) bij handelingen worden opgeslagen en een volgende keer wordt afgewogen welke handeling het meest adequaat is. Dit kiezen wordt aan geduid met : ik wil het deze keer zo doen. Individueel heeft ‘wil’, willing, dus een belangrijke betekenis. Dit wil nog niet zeggen dat deze is ontstaan door een rondzwevende Wil.
De voorgaande ervaring kan als een determinant kan worden gezien. Vrije wil in de zin van niet-gedetermineerd, bestaat niet.
Maar het natuurlijke proces kan worden verstoord als een gezagspersoon zegt: ‘Heb jij het over een vrije wil? Joh, die bestaat helemaal niet; je hoeft er helemaal niet over na te denken”. Zo opgevat kan de ontkenning van de vrije wil een andere uitkomst genereren, die in tegenspraak is met de natuur, een inadequate determinant zijn. Dat hoeft, maar kan in bepaalde gevallen wel. Vooral als het het nadenken in de weg gaat staan. Door na te denken kan men nl de eigen determinanten veranderen en bij voorbeeld Spinoza’s raad volgen deze in lijn brengen met de natuur en zo het gelukkigst worden.