Zedekunst met ‘natuurlijcke wapenen van redene’
Coornherts boezemvriend Spiegel had er herhaaldelijk op aangedrongen dat zijn vriend een voor de leek te begrijpen, in het Nederlands geschreven, ethica zou schrijven. Het is niet onwaarschijnlijk dat Spiegel hem ook gevraagd had daarbij geen bijbelplaatsen te noemen: ‘het geweer van grootachtbaerheyt’ niet en de ‘natuurlijcke wapenen van redene’ wel te gebruiken.
Coornhert heeft aan het verzoek voldaan (hij schreef 'Zedekunst dat is Wellevenskunste', 1585), maar schreef in de Toe-eyghen brief aan Spiegel: ‘het my gheen grote moeyten ghevallen zoude zijn, al 'tghene hier bewezen is met Redene oock te bevestighen mette H. Schrifture’. Dat de Zedekunst geen bijbelplaatsen noemt en dat Jezus Christus er niet bij name genoemd in voorkomt, mag niet, zoals in het verleden gebeurd is en nog wel voorkomt, als een bewijs of een aanwijzing beschouwd worden dat de ethica stoïcijnse denkbeelden als fundament heeft.