SPINOZA IN TPT 17, 6 OVER ALEXANDER DE GROTE (LEES: LODEWIJK XIV)
In een theocratie gaan staats- en theologische macht samen op. Maar ook wanneer de scheiding tussen kerkelijke en wereldlijke macht groter is, zoekt de heerser ondersteuning in een goddelijke instemming met zijn heerschappij. Ook Lodewijk XIV creëert een goddelijk image om zijn macht te ondersteunen. Hij sluit hierbij niet meer aan bij een Christelijke ondersteuning, maar laat zich vergelijken met een held uit de klassieke oudheid, ALEXANDER DE GROTE (rechts), en met een naturalistisch centrum: de Zon.
Vanaf 1667 gaat Zonnekoning Lodewijk XIV proberen zijn gebied uit te breiden, eerst in de Spaanse Nederlanden, geleidelijk richting de Vlaamse provincies.
Alexander de Grote was het voorbeeld dat Lodewijk XIV de mensen voor ogen hield. Lodewijk’s lievelingsschilder Charles le Brun, die in het Louvre naast de 'Zonnekoning' Lodewijk XIV staat uitgebeeld, verheerlijkte het sneuvelen in de strijd voor een vorst (links) op de 'ALEXANDERSCHILDERIJEN (1660-1665)', die hij in opdracht van Lodewijk XIV maakte. Door de mensen deze schilderijen te laten zien, kon deze zichzelf laten vergelijken met Alexander 'de Grote', die zichzelf vergoddelijkte, omdat bij oorlogen de reputatie die men geniet de doorslag geeft en dikwijls heeft wat ten onrechte wordt geloofd, kracht van waarheid gekregen. Ik zou willen dat de Indiërs geloven dat ik een God ben TPT 17, 6. Koningen vrezen eigen mensen het meest. Om zich veilig te stellen doen ze de mening postvatten, dat ze van de onsterfelijke goden afstammen,...dan zouden ze zich makkelijker aan hen overgeven. Niet ieder volk echter geloofde dit (zoals de Macedoniërs. ... Anderen hebben echter de mensen makkelijker kunnen wijsmaken dat de majesteit heilig is en plaatsbekreder van God op aarde, dat zij door God en niet door verkiezing en consesnsus van de mensen wordt verleend, dat zij door bijzondere voorzienigheid en hulp Gods wordt behoed en verdedigd.