Relatie Spinoza, Leibniz, Schuller, Galenus Abrahamsz, Riewertsz, Lodewijk Meijer en de averroisten

 

Conclusie

De omgeving van Spinoza (en de bredere cultuur om hem heen) hoopt dat Spinoza een dam opwerpt tegen het te kil geachte cartesianisme; want vooraanstaande wetenschappers (m.n. de wiskundig geschoolden) zagen wel in/waren van mening dat het cartesianisme uiteindelijk leidt tot atheisme. Spinoza heeft er ook maar 3 brieven (aan Hudde) voor nodig om het dualisme van Descartes omver te kegelen. En Spinoza lijkt hier ook voor te gaan (mijn conclusie op basis van lezing van zijn teksten). Toch is de receptie van Spinoza die van 'atheist' en dat geldt niet voor Descartes. Men leest kennelijk over de passages heen over Maimonides, die gaat over de verhouding wetenschap en godsdienst, waarin Spinoza afstand neemt van Lodewijk Meijer en van de (Italiaanse en Franse) averroisten (Averroës stond dichtbij Maimonides). 

Relatie Spinoza en Leibniz

Zowel historisch als inhoudelijk is aandacht voor de relatie Leibniz en Spinoza interessant (zie K.L. de Leeuw: Leibniz, over de natuurlijke theologie van de Chinezen). Leibniz refereert aan Spinoza en los van hem aan de zogeheten Latijnse en Parijse Averroisten (pg 82, 89, 91) in een integer-aandoende cultuur-historisch vergelijkende studie tussen het Chinese, confucianistische en westerse denken (Leibniz ‘Natuurlijke theologie van de Chinezen’ uitgegeven in 1716).

 

Historisch gezien

Leibniz probeert via Schuller (arts, 1651-1679) inzicht te krijgen in Spinoza’s werk. Brief 72 aan Schuller uit 1675 (de Republiek is in oorlog met de Fransen) laat zien dat Spinoza Leibniz niet vertrouwt (‘Waarom hij naar Frankrijk is gegaan, terwijl hij toch raadsheer in Frankfort is....’). Schuller heeft kennelijk het vertrouwen van Riewertsz (brief 48 aan Schuller: ‘...onze vriend Riewertsz’). Leibniz gaat dan om inzage te krijgen in Spinoza’s werk financieel deelnemen aan een (uiteindelijk op een fiasco uitlopend) alchemisch project van o.a. Galenus Abrahamsz (zie ook het uitgebreide Ruud Lambour: de alchemistische wereld van Galenus Abrahamsz, 1622-1706), waarmee medicus en alchemist Schuller contact heeft. Leibniz vertrouwt de geldzuchtige Schuller steeds minder (Schuller zal bij zijn dood in 1679 veel schulden blijken te hebben); Spinoza zelf hecht overigens weinig geloof aan het slagen van het project (brief 72 aan Schuller, 1675). Bij dit project zijn ook Craft en Becher betrokken.

 

Becher spreekt zich al in 1678 (de Opera Posthuma zijn net verschenen) negatief uit over Spinoza’s Ethica. Lambour vermoedt dat Schuller door Becher beïnvloed zal zijn: pg 135: ‘Alchemie lijkt niet het enige onderwerp tussen Becher en Schuller te zijn geweest’.

 

Galenus Abrahamsz is sociniaans, unitarisch, collegiantenvoorman, die ook in het ‘uitgeversfonds’ van collegiant Riewertsz zit (Riewertsz geeft hem en de wederzijdse vertrouweling collegiant Moorman uit). Hij preekt op het Rokin en wanneer het socianisme in de 50-er jaren verboden is kan hij terecht in de doopsgezinde huiskerk ’t Lam’ (Singel 460, waar nog steeds een ‘lastige deurknop’ te zien is, die een eventuele inval van de politie moet vertragen). De doopsgezinde gemeenschap lijkt het vertrouwen in Galenus Abrahamsz achteraf behouden te hebben en helpt bij de schuldsanering van het mislukte alchemische proces (N.B.1 het ging hier om de ‘moeder’ van de alchemische processen: proberen goud te maken uit minder edele metalen; een proces naar dat, naar men onder pansofen hoopte, zou bijdragen aan inzicht in de psychische omvorming naar een hoger menselijk geluk; N.B. 2 de huiskerk ‘t Lam grensde aan de brouwerij ‘tLam, dat dezelfde eigenaar had en waar boven op het dak het Lams-symbool van de Boheemse broederschap stond, waartoe pedagoog Comenius, die vaak verkeerde in Amsterdam en respect genoot; N.B. 3 Jarig Jelles, ‘mercator sapiens’ van Spinoza’s werk, geldt ook als lidmaat van ‘t Lam; N.B. 4 Een en ander maakt biograaf W. Meijer’s (met bewijsstukken gestaafde, zie dr Schuller en B. de Spinoza De Navorscher, 1897, 605-608) idee dat Schuller en niet Lodewijk Meijer aanwezig was bij Spinoza op diens sterfdag des te waarschijnlijker).

 

 Leibniz inhoudelijk

Een studie als die van de wiskundig vernieuwer Leibniz, waarin hij uiteindelijk een verbinding legt tussen binair wiskundig denken en de Chinese I-Tsjing, de belangstelling voor de alchemie en voor Spinoza, doet Leibniz kennen als een pansoof. De Leeuw geeft op pg 50 zelfs een identificatie door Leibniz’ correspondent ‘vader Bouvet’ (Le Mans, 1656-Peking, 1730) van de stichter van het Chinese rijk Fu Xi (ong 2950 v Chr) met patriarch Henoch of met Hermes Trismegistes (de naamgever aan de ‘hermetische’ studies). (N.B. Hermes Trismegistus is in Amsterdam uitgegeven en wordt er ook gelezen). (Inhoudelijk lijkt de wiskunde van Leibniz op dat wat in Böhmistisch werk in aanzet al te vinden is).

 

Spinoza inhoudelijk: Spinoza, Amsterdamse historie, Riewertsz en de pansofie

De opkomst van de techniek en wetenschap deed specifieke geloofsinhouden relativeren, wat niet wilde zeggen dat het geloof als onbelangrijk werd gezien. Men zag God behalve in de ‘Openbaring’ van de bijbel in het ‘Boek der Natuur’ en (onder invloed van het cartesiaans determinisme) later als goddelijke wetgever (Eric Jorink: geef zicht aan de blinden). Ingenieur Simon Stevin schrijft al in 1590 in het ‘Burgerlijk leven’ dat het voor-de-hand ligt dat wetenschappelijk geschoolde mensen zich niet meer in de bestaande godsvoorstellingen kunnen vinden, echter dat het geloof bij vrouwen en kinderen moet worden gestimuleerd. Pansofische boeken zijn al in de 30-er jaren in Amsterdam uitgegeven. Hierin speelden vooraanstaande Amsterdams-Vlaamse uitgevers als Janssonius en kaartenmakers als Bleau een vooraanstaande rol. Hubbeling ondersteunt dit (pg 113/noot 49): ‘de 17e eeuw kende veel vertegenwoordigers die een synthese zochten van streng empirisch rationalisme en theosofische speculaties, bij voorbeeld Comenius. De nadruk op Christus als de wijsheid Gods vinden we bij de in de Nederlanden veel gelezen schrijver Jacob Böhme’. Ook in de uitgeverskringen in andere landen, met name in landen met ‘Hervormde’ vorsten, die zich hadden gelieerd aan de ‘Hervormde’ strijd/ ‘de Protestantse zaak’. Londen als uitgeversstad voorop. In het huis met de Hoofden, Keizersgracht 123, van de familie de Geer, kwamen vrijdenkers bijeen; ook had de familie door hun activiteiten als ‘mercators sapiens’ veel internationale contacten ten behoeve van de uitgaven van subversief-geacht belangwekkend wetenschappelijk werk, waarin het pansofische en wat uiteindelijk werkelijk wetenschappelijke en universitaire erkenning kreeg (denk aan Boyle), nog door elkaar liep.

 

Ook in de kringen rond Spinoza bestaat belangstelling voor het pansofische denken. Via hen (mogelijk ook via hebraicus en collegianten-voorman Adam Boreel en Menasse ben Israel, waarmee deze kring ook contact had) zal Spinoza in aanraking zijn gekomen met voorlopers van de Royal Society (denk aan de Hartlibians) en met de secretaris Oldenburg en via hem met wetenschappers als Boyle. Er waren dus velen die zich verdiept hadden in deze werken, mede om te beoordelen of zij de moeite waard waren om te worden vertaald en uitgegeven. Als je het ‘fonds-Riewertsz’ bekijkt dan zijn veel connecties aan te geven met deze pansofische wereld. Ook zit er veel pansofisch en collegianten-werk in zijn fonds (N.B. het socianisme is vaak anti-trinitiaristisch; het unitarianisme kan als een vervolg worden beschouwd: hierin wordt het onderscheid tussen de Vader-de zoon en de Heilige Geest niet meer wordt gemaakt; er is dus sprake van een ‘monistische’ eenheid tussen God en de mens zoals bij Spinoza. In de Republiek was door Erasmus en filologen al eerder de constatering gedaan dat in de oude Griekse versie van de bijbel het onderscheid niet met komma’s werd aangegeven zoals in de Latijnse versie, die later in zwang kwam; de kwestie van de Johannine komma). Verder een pansofisch werk van Spinoza’s vriend (verwant aan de originele uitvinder Cornelis Drebbel) Abraham Kuffeler’s 'Specimen artis ratiocinandi naturalis & artificialis ad Pantosophia (!) manuducens; proeve van natuurlijke en kunstmatige redeneerkunst, leidend tot de beginselen der alwijsheid' wordt door Riewertsz uitgegeven.

 

N.B. Lodewijk Meijer behoort vakmatig zeker tot de uitgeverskring van Rieuwertsz, maar lijkt hier toch qua idealen niet geheel mee overeen te stemmen. Waarschijnlijk zal hij met zijn gerichtheid op woordenboeken (mogelijk uit liefde voor zijn overleden halfbroer Kòk), handboeken, encyclopedieën en de theater-school van Corneille gerekend kunnen worden tot de Parijse averroïsten. Hij lijkt zeker toegewijd te zijn aan Spinoza (zij hadden veel contact over Meijers proefschrift) en via hem zal Spinoza de juiste academische termen hebben geleerd, maar ook is hij methodologisch meer exclusief cartesiaan dan Spinoza, waar Spinoza ook reserves heeft naar Descartes. In de ogen van velen: ‘tè rationalistisch’. W. Meijer beargumenteert dit verschil ook (geen brieven tussen Spinoza en Meijer na 1670) en ook Akkerman signaleert dit (in de omschrijving van L. Meijer in de TPT, p 43/44; het betreft de verhouding theologie en wetenschap; Hubbeling: In Meyer’s ‘Philosophia sacrae scriptura interpres; de philosophie de uytlegster der H. Schrifture (1666, vert 1667)’ stelt L. Meyer dat wij alle uitspraken van de schrift moeten interpreteren volgens de rede. De passages in de Schrift welke in strijd zijn met de rede zijn volgens hem vervalst). Spinoza bestrijdt dit in de TPT en in brief 43 aan Jacob Ostens. In de geschiedenis van NIL, waarvan L. Meijer de oprichter is, wordt in ieder geval een duidelijk verschil zichtbaar tussen de NIL-leden en bij voorbeeld de aan de kant gezette Vondel en Rembrandt (die door de NIL schilders belachelijk wordt gemaakt). Spinoza lijkt dichter te staan bij het oude Egelantier-ideaal ‘In liefde bloeyende’ dan bij het ideaal van de jongere tak ‘Nederduytsche Academie’ ('Ijver')-afstammelingen van de Egelantie: eer voor liefde, zoals bij Corneille van de Académie Française. Zie ook tekst en illustraties van de webpagina www. brnsoc.nl, link A’damse Spinozawandeling en A.Blankert: ‘Onverdragelijk lelijk’ . Terugkijkend hebben de NIL-leden (Bouwmeester is hierin een uitzondering; lijkt in NIL te zijn terecht gekomen als vriend van LMeijer) artistiek gezien niet voortgebracht wat ons aanspreekt in Vondel en Rembrandt. Waarschijnlijk hebben zij wel een groot aandeel geleverd in de volksopvoeding tot nut van het algemeen. 


Zijn de etiketten atheistisch en rationalistisch van toepassing op Spinoza en/of Leibniz? Hoe verhouden Spinoza’s en Leibniz’ denken zich?

Leibniz refereert in zijn ‘tractaat over de natuurlijke van Chinezen’ aan Spinoza en zet zich ook wel tegen hem af (hoewel niet goed duielijk wordt waartegen dan precies). Zeker zet hij zich af tegen de averroïsten. Anderzijds zijn er inhoudelijk veel ‘pansofische’ overeenkomsten tussen Spinoza en Leibniz. Een vergelijking:

 

1.Beiden zijn zorgvuldige en goed-geschoolde wetenschappers. Leibniz stimuleert de Berlijnse Academie van wetenschappen. Houdt levenlang zijn belangstelling voor het Chinese denken en de praktische vindingen. Is bekend om zijn monadenleer en vernieuwing van de wiskunde. Ze onderschrijven beiden het determinisme van Descartes In deze zin zijn zij beide rationalistisch.

 

Leibniz ziet veel overeenkomsten en gelijkwaardigheid tussen het Chinese denken en het idee van eenheid in het heelal, het monisme van Spinoza. Vindt dat zij (de Chinezen) beter zijn in de waarneming en het westen. Op moreel gebied ziet hij veel wat hij overeen ziet komen met kerkelijke leefregels.

 

2. Maar wil dat ook zeggen dat volgens hen voor de gewone mens het primaat ligt bij de ratio en dat dit ook zou moeten gelden voor de ‘moderne, verlichte’ mens?

 

Leibniz heeft een afkeer van het cartesiaanse wereldbeeld, dat hij veel te mechanistisch vindt en wat volgens hem tot materialisme zou leiden; waarin hij volgens de Leeuw gelijk gekregen heeft (pg 54).

 

Over het westen zegt hij, p 80: ... als ongelukkigerwijs het atheïsme in Europa zou zegevieren en de gewone leer van de geleerde geletterden zou worden, zoals er een tijd is geweest dat het Averroïsme overheerste onder de Italiaanse filosofen, dan .... (noot 64: Averroës (1126-1198), islamitisch, Cordoba, beïnvloedde diepgaand de Europese scholastiek. Hij en de zgn ‘Latijnse Averroïsten’ van Parijs beklemtoonden de onafhankelijkheid van de rede tegenover de openbaring).

 

Ook in de Republiek was een dergelijke kritiek op Descartes vrij algemeen. De invloedrijke Constantijn Huygens en Louis de Geer zijn enerzijds beschermers van Descartes met zijn vernieuwende leer (de Nederlanden liepen voorop met de acceptatie van Descartes en zijn determinisme), anderzijds staan ook zij afhoudend tegenover diens mechanistische wereldbeeld (in geval van de Geer geldt dat in ieder geval diens protegé Comenius openlijk in aanvaring komt met Descartes op kasteel Endegeest). Constantijn Huygens en Comenius zijn direct te verbinden zijn met de omgeving van Spinoza (in ieder geval met Riewertsz). Spinoza zou samen hebben gewerkt met Adam Boreel. Deze staat in contact met de Hartlibians. Een van hun doelstellingen is een dam op te werpen tegen de dreiging van atheisme, die uitgaat van het denken van Descartes. Uiteindelijk doet Spinoza er steeds zijn best voor te laten zien dat hij geen atheist is (hij geeft dit aan Oldenburg als reden aan om met de TPT te beginnen). In brief 73/4 aan Oldenburg schrijft hij nogmaals dat in Christus in zijn ogen Gods eeuwige wijsheid zich het allermeest heeft gemanifesteerd.

 

Averroës staat dichtbij Maimonides, aan wie Spinoza in de TPT kritische passages wijdt, juist ook over deze verhouding tussen wetenschap en theologie. Volgens Spinoza slaat Maimonides door; deze zou passages uit de bijbel willen schrappen als deze niet overeenkomen met wetenschappelijke vondsten; Spinoza heeft dus in feite dezelfde kritiek op de averroïsten als Leibniz en rekent zichzelf niet tot de averroisten. Aangezien de averroïsten al bestonden in Spinoza’s tijd en hij hiervan op de hoogte zal zijn geweest, heeft hij kennelijk toch ervoor gekozen via een meer indirecte manier zijn kritiek op averroïsten en Meijer (zie boven over het verschil in ideeuen van Spinoza en Lodewijk meijer) in de TPT te uiten. Dergelijke indirecte manieren waren in die tijd zeer gebruikelijk, zeker in de (classicistische) theaterwereld, waarvan Spinoza de manier van uitdrukken had geleerd bij Franciscus van den Enden.

 

Spinoza geeft in de Korte Verhandeling (KV II/22) duidelijk aan dat het intuïtieve systeem het hoogste is: hier zijn de emoties (bij verstandig management) en het menselijk geluk het meest direct aan verbonden. Het ratio-deel van het verstand is moeilijk, zwaar en door de noodzakelijke emotionele afstandelijkheid saai. Ook Spinoza-zelf streeft zijn geluk na door na te denken over het bereiken van de hoogste emotionele liefde en gemoedsrust.

 

3. Maar, zo vraagt Leibniz zich af, er is veel overeenkomst en gelijkheid, maar missen de Chinezen zoiets als de Openbaring in de bijbel? Hij geeft niet direct antwoord op deze vraag.

 

Dit doet denken aan een vergelijkbare vraag van Bouwmeester aan Spinoza: is er een methode om wijs te worden of is ons lichaam net als onze geest onderworpen aan toevalligheden en worden onze gedachten meer door geluk dan door wijsheid bestuurd? Spinoza geeft hier in brief 37 antwoord op: er is een methode, voldoende is een korte beschrijving op te stellen van de geest of zijn voorstellingen op de wijze waarop Bacon dat leert. Deze vriend van Spinoza, aan wie hij vraagt ‘rozenwater mee te nemen’, zal later de vertaling op zich nemen van Ibn Tufayls ‘Het leven van Hayy ibn Yaqzan’. Voor dit werk was al in het begin van de 17e eeuw belangstelling ontstaan bij de Hartlibians, met name bij Pococke, een islamist. Het werk laat de ontwikkeling zien van een jongen die op een eiland, geïsoleerd van een al-bestaande cultuur opgegroeid. De auteur suggereert dat het mogelijk is zonder bestaande cultuur op eigen kracht tot wetenschappelijk en ethisch inzicht te komen.

 

Hoe groot zijn de verschillen tussen Spinoza en Leibniz?

Er zijn dus op essentiële punten veel overeenkomsten tussen Leibniz en Spinoza en Spinoza’s denken zal de jonge Leibniz hebben beïnvloed. Spinoza gaat op bepaalde punten verder dan Leibniz, zo zal hij niet gauw niet als deze onderschrijven dat er een hiernamaals is met straffen en belonen (zie pg 80) (als ik deze passage juist interpreteer, wat Leibniz in deze passage eigenlijk doet is het waarschuwen voor de interpretaties van mensen die met weinig ter zake doende passages uit de bijbel dingen willen bewijzen; als voorbeeld een verwijzing naar Salomo: dat er geen vergelding en geen bestraffing na dit leven bestaat; MB)

 

Het is de vraag of Leibniz toch enigszins beïnvloed is geweest door zijn omgeving, die al vroeg tot een negatieve indruk over het werk van Spinoza was gekomen (Becher en mogelijk Schuller). Wat is de rol van zijn katholieke opdrachtgever geweest? Leibniz is op diplomatieke en commerciële missie. De opdrachtgever voor de protestantse Leibniz is de katholieke hertog van Braunschweig in Hannover. De alchemie heeft al deels zijn idealistische waarde (bijdragen aan een betere wereld) moeten overdragen aan commerciële belangen. Galenus Abrahamsz (met medeneming van het vertrouwen van Riewertsz en daarmee van Spinoza en Jelles) lijkt te naïef met hen in zee te zijn gegaan. Leibniz komt terecht bij een onbetrouwbaar clubje wat in zwaar financieel weer terecht was gekomen. Tot deze groep behoorde ook informant Schuller. Mogelijk heeft dit meegespeeld in het beeld wat Leibniz gekregen heeft van het moeilijk toegankelijke werk van Spinoza. Het is zeer de vraag of Leibniz zowel de hele TPT gelezen heeft als voldoende op de hoogte is geweest met het sefardisch- Joodse denken om de relatie Maimonides-Averroës te kennen en de positiebepaling van Spinoza-zelf ten aanzien van de verhouding ratio en intuïtie te begrijpen.

 

Heeft Leibniz over de passage over Maimonides in de TPT (ho 7/21) over de verhouding Theologie en wetenschap (filosofie) heen gelezen?


Internationale beeldvorming over Spinoza eind 17e eeuw

Los van Leibniz, is dit het begin van een onterechte inlijving van Spinoza bij de Parijse averroïsten en een identificatie van het woord ‘spinozist’ met averroïst; een toewijzing van suprematie aan de koele rede, die in strijd lijkt te zijn met vele passages in Spinoza’s werk?

 

Beeldvorming over Spinoza nu

Ook nu nog wordt het woord spinozist erg gauw gebruikt en bij voorbeeld makkelijk geassocieerd met ‘atheisme’. Jammer, want dit staat mogelijk in de weg dat godsdienstige mensen hun voordeel doen met het werk van Spinoza. Jonathan Israel, die Spinoza met zijn werk de laatste jaren op de kaart zette, schaart ook unitariërs onder de ‘radicale Verlichters’, waartoe hij Spinoza rekent. Dit unitaristische denken behelst een ‘monistisch’ (geen scheiding tussen de Vader, de zoon en de Heilige Geest) christendom. Het al of niet gelovig zijn is dus niet een verschilpunt tussen de Radicale Verlichting en de Verlichting. Ook in Spinoza’s werk lijkt dit niet het punt waar het omdraait. Dat is veeleer de verhouding tussen macht en autonomie.

 

Ook wordt de spinozist vaak vereenzelvigd met de rationele mens. Spinoza stelt echter dat ieder mens maar voor een deel door de rede wordt geleid; het belangrijkst blijft altijd zijn natuur, zetelend in de intuïtie, waaruit de directe (zonder redenering) kennis gekoppeld aan emoties spruit (Korte Verhandeling II,22). De rede kan wel een belangrijke rol spelen bij het koppelen van het emotionele systemen aan de juiste zaken, waardoor een zo groot mogelijk geluk en gemoedsrust kan worden bereikt. In de tegenstelling met Meijer over de rol van de rede komt een in de consequenties vergaand verschil naar voren waarin morele vorming op kernwaarden ‘heb uw naaste lief als uzelf’ en op rechtvaardigheid (de minimale bijbelse credo’s volgens Akkerman e.a.) zeker niet op voorhand moet worden afgewezen, zeker niet als het gekoppeld blijft aan positieve emotionaliteit (liefde). Dit leidt tot deugdzaam leven omwege van de deugd en niet vanuit angst voor straf. Dit verdient de voorkeur boven door wetten afgedwongen moraal, die overigens niet altijd te vermijden is.

 

 

 

K.L. de Leeuw: Leibniz, over de natuurlijke theologie van de Chinezen

G. Leibniz: ‘Natuurlijke theologie van de Chinezen’ uitgegeven in 1716

Ruud Lambour: de alchemistische wereld van Galenus Abrahamsz, 1622-1706, Doopsgezinde Bijdragen, nieuwe reeks 31 (2005), pg 92-183

Spinoza Briefwisseling (Akkerman, Hubbeling, Westerbrink)

Eric Jorink: Geef zicht aan de blinden; Constantijn Huygens, René Descartes en het Boek der Natuur, 2008

Simon Stevin: Burgerlijk leven (1590)

W. Meijer: Dr. Schuller en B. De Spinoza. De Navorscher, 1897: 605-608

Spinoza Theologisch Politiek Tractaat 7/21

H.G. Hubbeling: Spinoza,1989

  1. a.brnsoc.nl, link A’damse Spinozawandeling

A.Blankert: ‘Onverdragelijk lelijk, het realisme van de Hollandse historieschilderkunst van de 17e eeuw’ (download)