Briefwisseling Spinoza en Oldenburg vanaf juni 1675

 

Periode III Oldenburg begint weer te schrijven aan Spinoza. Het betreft het Godgeleerd-staatkundig Vertoog. HIj achtte zijn mening die hij in een vorige (mogelijk nooit door Spinoza ontvangen brief) uiteen had gezet, voorbarig.

61.1: Sommige punten, zo leek mij toen, neigden ertoe de godsdienst aan te tasten, die ik placht af te meten als de theologen. Maar nu ik het nog eens overweeg, brengen vele dingen mij tot de overtuiging dat het verre van u is om ook maar wat te ondernemen tot schade van de ware religie en de welgefundeerde filosofie/wetenschap. Integendeel, ge beijvert u juist het echte doel van de christelijke godsdienst en evenzeer de goddelijke verhevenheid en voortreffelijkheid van een vruchtbare wijsbegeerte te propageren en te steunen. Daar ik thans dus geloof dat juist dit uw diepste bedoeling is, verzoek ik u dringend uw oude, oprechte vriend, die van ganser harte aan een zo verheven onderneming het meest gelukkige succes toewenst, .... Slechts hiervoor zal ik mij inspannen, dat ik goede en scherpzinnige mannen geleidelijk hiertoe breng de waarheden te aanvaarden die gij te enigertijd in ruimere kring wilt verspreiden en dat ik vooroordelen tegen uw overdenkingen uit de weg ruim. Het komt mij voor dat u een zeer diep inzicht hebt in de aard en vermogens van de menselijke ziel en de eenheid die zij met ons lichaam vormt... 

(Oldenburg aan S, brief 61, juni 1675):

62. 1 ... uw voornemen ligt uw 5-delige verhandeling te publiceren... zou ik u willen waarschuwen dat ge daarin niets opneemt dat enigszins de indruk zou kunnen wekken de beoefening van de godsdienstige deugden te ondermijnen. Immers onze ontaarde en verdorven tijd maakt maar al te gretig jacht op het soort leerstellingen die in hun conclusies de welig tierende ondeugden in bescherming schijnen te nemen. Overigens heb ik geen bezwaar tegen een aantal exemplaren van genoemde verhandeling van u in ontvangst te nemen. Alleen zou ik u willen verzoeken ze mettertijd te adresseren aan een in Londen woonachtige Nederlands koopman, die mij ze later kan doen toekomen. Ook is het niet nodig er ruchtbaarheid aan te geven dat dergelijke boeken aan mij zijn toegezonden.....(Oldenburg aan S, brief 62, 1675)


68. 1 Juist toen ik uw brief 62 ontving ... wilde ik het boek...aan de drukpers toevertrouwen ...... verspreidde het gerucht ... dat ik daarin trachtte aan te tonen dat er geen God bestond. ... Zekere theologen (zelf wellicht verspreiders van het gerucht vonden hierin aanleiding bij de Prins en de magistraten hun beklag over mij te doen. Bovendien hielden domme cartesianen niet op - om zich te zuiveren van de verdenking dat ze met mij sympathiseerden -overal hun afschuw uit te spreken over mijn meningen en geschriften; .... publicatie uit te stellen. Maar de toestand lijkt met de dag erger te worden en ik weet eigenlijk niet wat ik moet doen. (Spinoza aan O, brief 68, 1675)

68. 2 ... te weten welke naar uw mening de leerstellingen zijn, die de indruk zouden kunnen wekken de beoefening van de godsdienstige deugden te ondermijnen. Want wat mij voorkomt met de rede overeen te stemmen, dat acht ik tevens van het grootste nut voor de deugd. Verder zou ik.... graag willen dat ge mij de plaatsten van het Godsgeleerd-staatkundige vertoog aanwijst, die de geleerden aanstoot hebben gegeven. Ik wil namelijk enige toelichtende aantekeningen geven op die verhandeling, om zo mogelijk enige vooroordelen daartegen uit de weg te ruimen( Spinoza aan O., brief 68, antw brief 62, 1672)

In de volgende brieven geeft Oldenburg aan, waar mensen aanstoot aan namen; of dit niet wat zachter kan worden geformuleerd.


71. 2 Ik stem van harte in...dat ge..toe te lichten en te verzachten datgene wat in het GSV de lezers een doorn in het oog was. 1. ...over God en de natuur, die misschien voor meer dan één uitleg vatbaar zijn   2.... dat ge wonderen berooft van hun gezag en waarde  ...bijna alle christenen ervan overtuigd zijn dat alleen daarop de zekerheid van de goddelijke openbaring kan worden gebaseerd. 3. ..uw mening over `Jezus Christus, de verlosser van de wereld en de enige middelaar van de mensen, en over zijn vleeswording en zijn genoegdoening. (Oldenburg aan S, brief 71, antw brief 68, 1675)

73. 1 ik had gehoopt dat uit uw brieven naar voren zou komen, welke mijn denkbeelden zijn, die de indruk zouden kunnen wekken de beoefening van de godsdienstige deugden te ondermijnen, waarvoor u in een vorige brief (brief 62) waarschuwde. (Spinoza aan O, brief 73.1, antwoord op 74,1675)


73. 2 ... mijn gedachten kenbaar maken over de drie punten 1. dat ik over God en de natuur een mening koester geheel verschillend van die welke de moderne christenen .... Mijn stelling is dat God de immanente oorzaak en niet de transcendente oorzaak van alle dingen is. Alle dingen zijn in God en bewegen zich in God, zo verklaar ik met Paulus en wellicht ook met alle antieke filosofen, zij het dan misschien op een andere wijze. Ja ik zou durven zeggen met alle oude Hebreeën - voor zover men kan afgaan op sommige overleveringen... Wanneer ..dat het GSV daarop steunt, dat God en de natuur (die zij dan opvatten als een zekere massa of stoffelijke materie) een en dezelfde zijn, zijn zij het spoor totaal bijster. 2.  ... de zekerheid van de goddelijke openbaring alleen op de wijsheid van de leer, en niet op de wonderen, dat wil zeggen op onwetendheid kan worden gebaseerd, hetgeen ik .... in hoofdstuk 6 Over de wonderen heb aangetoond .... zo doen zij hun geloof in bijgeloof verkeren. Of koningen echter ooit zullen toestaan tegen dit kwaad een middel aan te wenden, betwijfel ik zeer. 3 voor ons behoud niet noodzakelijk is Christus naar het vlees te kennen.  Neen, we moeten geheel anders denken over de eeuwige zoon van God, ... Want zonder deze wijsheid kan niemand in staat van zaligheid geraken, daar allen zij ons leert wat waar is en onwaar, wat goed is en kwaad. En doordat deze wijsheid.... het meest door Jezus Christus zich heeft gemanifesteerd .... Wat overigens sommige kerken hieraan toevoegeen, namelijk dat God de menselijke natuur heeft aangenomen, nadrukkelijk heb ik erop gewezen dat ik niet weet wat zij hiermee bedoelen. Ja, om u de waarheid te zeggen wat zij beweren komt mij niet minder ongerijmd voor dan wanneer iemand tegen mij zou zeggen dat een cirkel de natuuur van een vierkant had aangenomen.

74 1 Gij schijnt een door het lot bepaalde noodzakelijkheid van alle dingen en handelingen aan te nemen: nu menen zij echter.... daarmee de zenuw van alle wetten, en van iedere deugd en godsdienst wordt doorgesneden en dat dan alle beloningen en straffen zinloos zijn. Alles wat door dwang en noodzaak wordt opgelegd, is dan ... daardoor verontschuldigd ... welke plaats er over blijft voor schuld en straf

74.2 ...houdt gij wonderen en onwetendheid voor synoniemen... de opstanding van Jezus Christus uit de dood lijken alle krachten van de geschapen natuur te boven te gaan en alleen te rijmen met de goddelijke macht ... voor ons zondaren, de losprijs door zijn lijden en dood heeft betaald .. Wat men over dergelijke dingen dient te zeggen als men de waarheid van het evangelie en de christelijke godsdienst ... wilt handhaven, zou ik gaarne van u vernemen (Oldenburg aan S, brief 74, antw op 73, 1675)

 

75. 3 deze onvermijdelijke noodzakelijkheid heft noch goddelijk noch menselijk recht op. Want met name zedelijke leerstukken zijn, of ze nu wel of niet de vorm van wet of recht van God zelf ontvangen, in ieder geval goddelijk en heilzaam. En of wij nu het goede dat volgt uit de deugd en de goddelijke leifde, van God als rechter ontvangen, dan wel of het een noodzakelijk voortvloeisel is van de goddelijke natuur, het zal er niet minder begerenswaardig om zijn. Anderzijds het ongeluk dat het gevolg is van verkeerde daden en hartstochten, niet daarom minder te vrezen, omdat het een noodzakelijk gevolg daarvan is. 75.4 wij worden bij alles wat we doen, of we het nu noodzakelijkerwijs dan wel toevallig doen, toch door hoop en vrees geleid. Voorts is de enige reden waarom deze mensen voor God niet te verontschuldigen zijn deze, dat ze in Gods macht zijn gelijk leem in de macht van de pottenmaker, die uit dezelfde klomp verschillende potten maakt, sommigen tot eer, anderen tot schande.

 

75.7 ...waarin God verscheen aan Abraham, toen deze drie mannen zag, die hij uitnodigde de maaltijd met hem te gebruiken. Maar, zult ge zeggen, alle apostelen hebben beslist geloofd dat Christus uit de dood is verrezen en werkelijk is opgevaren ten hemel. Dat ontken ik ook niet; immers ook Abraham zelf geloofde dat God bij hem de maaltijd had gebruikt, evenals alle Israëlieten.... terwijl deze en vele andere soortgelijke gebeurtenissen verschijningen of openbaringen geweest zijn, aangepast aan het begrip en de opvattingen van deze mensen, waardoor God hun zijn bedoeling wilde openbaren. [8] Ik kom dus tot de conclusie dat de opstanding van Christus uit de doden in werkelijkheid geestelijk is geweest en alleen aan de gelovigen is geopenbaard overeenkomstig hun bevattingsvermogen .... en dat hij in zoverre zijn leerlingen van de doden opwekt, als zij zelf dit voorbeeld van zijn leven en sterven volgen. .... alleen zo kunnen Paulus' argumenten begrepen worden; en dan zwijg ik nog daarvan dat de christenen alles wat de joden naar het vlees opvatten geestelijk hebben uitgelegd. [9] Met u erken ik de menselijke beperktheid. ....  dat wij in staat zijn uit te maken hoever haar kracht en macht zich uitstrekt.... mogen wij dus wonderen zoveel mogelijk door middel van natuurlijke oorzaken verklaren; ... liever ons oordeel opschorten, om de godsdienst alleen te doen steunen op de wijsheid van de leer. [10] ....En toch is dit het hoogste wat Christus van zichzelf gezegd heeft, namelijk dat hij de tempel Gods is, natuurlijk daarom, zoals ik in mijn vorige brief zei, omdat God zich het meest in Christus heeft gemanifesteerd, hetgeen Johannes nog treffender deed zeggen: het woord is vlees geworden. (Spinoza aan O, brief 75, antw 74, 1676)

 

77. 1 Ge zijt tot de kern van de zaak doorgedrongen, nu ge berijpt waarom de gedachte dat ik vond dat die gedachte van de door het lot bepaalde noodzakelijkheid aller dingen niet gepubliceerd moest worden; ik vreesde namelijk dat daardoor de beoefening van de deugd geblokkerd zou worden en dat beloning en straf hun waarde zouden verliezen.  Wat uw laatste brief ...., is nog niet afdoende en kan de menselijke geest geen rust geven ... Immers als ....: met welk recht kan iemand van ons ervan beschuldigd worden dat hij zus of zo gehandeld heeft, terwijl het hem toch te enen male onmogelijk was anders te handelen?. ... Het ligt immers voor de hand dat allen zullen tegenwerpen: 'Onontkoombaar is uw macht, o God. Daarom ben ik, zo lijkt me, terecht teverontschuldigen dat ik niet anders gehandeld heb'  [2] ...of gij gelooft dat alles eerder symbolisch dan letterlijk moet worden opgevat, als ge tenminste overtuigd zijt van de waarheid van het verhaal. dat de bijzonderheden door de evangelisten zo duidelijk zijn getekend, schijnt beslist te dwingen tot de conclusie dat die geschiedenis naar de letter moet worden genomen (Oldenburg aan S, brief 77, antw brief 75, 1676)

 

78. 2 ... De mensen kunnen immers wel te verontschuldigen zijn, maar niettemin de zaligheid derven en op velerlei wijze gekweld worden. Want een paard is wel te verontschuldigen dat het een paard is en niet een mens, maar niettemin moet het een paard zijn en niet een mens.  ... En tenslotte wie niet in staat is zijn begeerten te beteugelen en uit vrees voor de wet te bedwingen, die moge dan te verontschuldigen zijn vanwege zijn zwakheid, toch kan hij zich niet verheugen in de rust der ziel, in kennis van God en liefde tot hem: hij gaat onherroepelijk te gronde. Ik acht het niet nodig er hier op te wijzen dat de Schrift, wanneer zij zegt dat God vertoornd is op zondaars en dat hij rechter is ... een beslissing neemt en vonnis velt op menselijke wijze spreekt en in overeenstemming met gangbare meningen van het volk; het is immers niet haar bedoeling filosofie (lees: wetenschap) te onderwijzen en de mensen geleerd te maken, maar hen tot gehoorzaamheid te brengen. [3] 2. ... vermag ik niet te zien [4] verder vat ik het lijden, de dood en de begrafenis van Christus letterlijk op, zijn opstanding daarentegen symbolisch.  ... Maar Paulus , aan wie Christus naderhand eveneens verschenen is, beroemt er zich op dat hij Christus gekend heeft, niet naar het vlees, maar naar de geest.  Vaarwel, edelachtbare heer, en geloof dat ik met alle sympathie en genegenheid de uwe ben. (Spinoza aan O, brief 78, antw 77, 1676)

 

79. 1 ... 1 ...dat het meer in de macht van van de mens ligt een gezonde geest te hebben dan een gezond lichaam, want fysieke gezondheid van het lichaam hangt af van mechanistische beginselen, de gezondheid van de geest daarentegen van keuze en beleid.[2] ... Het lijkt toch wel bijzonder wreed dat God de mensen aan eeuwige, of zo ze al tijdlijk zijn, dan toch aan gruwelijke folteringen prijsgeeft vanwege zonden die ze op geen enkele wijze hadden kunnen vermijden. Bovendien schijnt de hele strekking van de heilige schrift te veronderstellen en te impliceren dat de mensen zich van zonden kunnen onthouden. Zij is immers vol van vervloekingen, beloften van beloning en aankondiging van straf; dit alles lijkt in strijd met de noodzakelijkheid van straf; ...Als men dit ontkent, zou men moeten zeggen dat de menselijke geest niet minder mechanisch werkt dan het menselijke lichaam. [3] ...dat volgens u het schepsel inzicht kan, ja moet hebben in de oneindige macht en wijsheid van de schepper. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat dit geheel anders ligt. [4] Uw bewering tenslotte dat het lijden, de dood en de begrafenis van Christus letterlijk moet worden opgevat, maar zijn opstanding symbolisch, wordt door u, voor zover ik zie, met geen enkel argument ondersteund.... leerstuk ... neemt men die weg, dan stort de zending van Jezus Christus en zijn hemelse leer ineen. [5] Deze weinige opmerkingen wilde ik nog in het midden brengen krachtens de mij toekomende vrijheid in het filosoferen, die ge, zo vraag ik u dringend, mij ten goede wilt houden. Binnenkort zal ik met u de tegenwoordige studies behandelen .... als God ons leven en gezondheid gunt. (Oldenburg aan S, brief 79, 11-02-1676)

 

Dit is de laatste brief die tussen beiden werd gewisseld. Spinoza zal een jaar later overlijden op 21-02-1677. Henri Oldenburg op 05-09-1677.