Afdrukken
-2-



Spinoza en Marx (vervolg)
Een andere overeenkomst is dat ze beiden een voorkeur hebben voor dezelfde Griekse filosofen: Democrites  en Epicurus. Marx schreef zijn dissertatie over deze filosofen. Het proefschrift van Marx 'Het verschil tussen de natuurfilosofie van Democritus en Epicurus', waarop hij in Jena afstudeert, heeft net als Spinoza's ethica vijf hoofdstukken. En kent veel met Spinoza overeenkomende ideeën en begrippen.


Overeenkomstige begrippen bij Spinoza en Marx:
1. Dialectiek
jonge_MarxSpinoza ziet een eenheid tussen Geest en materie, die vergelijkbaar is met Hegel's en Marx' bovenbouw en onderbouw. Wat was eerst? Marx geeft aan de 'onderbouw'; ook bij Spinoza staat in Eth I stelling i, dat de materie, de 'uitgebreidheid', vooraf gaat aan de (menselijke) voorstelling ervan. Als dit eenmaal op gang is gekomen, is er tussen deze twee eenheid, hoewel van een volstrekt verschillende orde en met een eigen ontwikkeling.

2. Rijk van de noodzaak en rijk van de vrijheid: bevrijding van de knechtschap door het verstand
De  laatste hoofdstukken van Spinoza's Ethica gaan over 'de menselijke knechtschap' (Ethica IV) en de 'macht van het verstand en de menselijke vrijheid' (Ethica V). De jonge Marx spreekt in deze lijn over een bevrijding van de 'noodzaak'. Noodzaak, dit zijn de vervulling van basisbehoeften, zoals aan voedsel en veiligheid. Als deze zijn vervuld kan het rijk van de vrijheid komen. 

3. Vervreemding: van inadequate naar adequate voorstellingen en ideeën
Marx stelde dat de mens vervreemd is geraakt van zijn eigenlijke natuur door de opkomst van nieuwe productiewijzen van industrialisatie. De mensen zouden hiertegen in opstand komen om hun vrijheid te herwinnen en te gaan leven naar de optimale mogelijkheden voor hun natuur. Spinoza spreekt in dezelfde geest van het zuiveren van ideeën door het verstand om optimaal te leven naar de natuurlijke mogelijkheden.

Verschil in opvatting tussen Marx en Spinoza over de godsdienst
Waar Marx de godsdienst (met name het geloof in het hiernamaals en de beloning-dan) ziet als negatief (door te wijzen op de beloning in het hiernamaals zouden onderdrukten zich schikken in hun lot). En stelt dat 'de mens de religie maakt, de religie niet de mens. En wel is de religie het zelfbewustzijn en het zelfgevoel van de mens, die zichzelf óf nog niet gevonden heeft óf alweer verloren', beschouwt Spinoza de 'vera religio' als behorend bij de mens en met de juiste kennis, als een bron van vreugde, het hoogste goed.



Onderzoeksmethoden van de sociologie: fenomenologie

De sociologie van de laatste eeuw gebruikte doorgaans de logisch-positivistische methode. Eigenlijk kan de sociologie niet goed uit de voeten met deze op cartesiaanse grondslag gebaseerde methode, zeker niet waar het emoties betreft of bij voorbeeld om 'macht' gaat. Spinoza gebruikt daarom naast cartesiaanse methoden bij zijn analyses methoden, die terug te vinden zijn in de 'fenomenologische' methode en de Verstehende methode en het werken met 'Idealtypen'. Deze methoden worden toegeschreven aan Edmund Husserl (1859-1938). De methode sluit aan bij Spinoza's beschrijving van de werking van de intuïtie als kensoort. Het gaat om kennis, die we bezitten, maar die niet heel precies te omschrijven is, maar waar van we logischerwijs moeten aannemen, dat deze bestaat. Het is kennis die zeer behulpzaam kan zijn bij het formuleren van hypothesen. Het verschil tussen Spinoza en Descartes zit er o.a. in dat Spinoza deze kennis wel gebruikt, zelfs al is ze niet onmidellijk 100% zeker. Als alleen Descartes' methoden, die gericht zijn op zekere kennis, worden gebruikt in de sociale wetenschappen, dan is onderzoek naar emoties niet goed mogelijk. Dit zijn systematische methodes die gebruik maken van de intuïtieve kennis en manier van kennen èn de logica. Deze komen verder dan met louter de cartesiaanse methodes en bij voorbeeld het logisch-positivisme, mogelijk is. Ten onrechte worden deze methoden vaak genegeerd.

 

Methodologie: Spinoza's verschil met Descartes en Francis Bacon
Dwalingen; 'Idols'
Spinoza had een aanvulling op de methoden van Descartes en Francis Bacon . Deze kunnen met hun methodenleer beschouwd worden als de twee vaders van de moderne wetenschap'. Descartes met zijn methode om ketens van oorzaak en gevolg vast te stellen en het bijbehorende determinisme. Bacon met zijn nadruk op de empirie en zijn oproep 'Idols' (bestaande ideeën die het juiste inzicht in de weg staan), dwalingen, te weerleggen. Spinoza zat veelal op hetzelfde spoor als deze wetenschappers. Op de vraag 'hoe een wijs mens te worden',  antwoordt Spinoza dat men Bacon’s lessen zou moeten volgen (Spinoza brief  37 aan Bouwmeester).

Hoewel Spinoza Descartes en Bacon in grote lijnen volgt, geeft hij op verzoek van Oldenburg ook 'tekortkomingen van Descartes en Bacon, brief 2.3 en 2.4 aan en op welke manier deze kunnen worden weggenomen'. Bacon gaat hem niet ver genoeg: Bacon ziet niet in dat veel 'dwalingen' eruit voortkomen dat de menselijke geest ten dienste staat aan de behoeften van het lichaam; beiden, lichaam en geest, zijn gericht op de 'conatus', het streven om in het bestaan te volharden. Daarom ziet Bacon bij voorbeeld niet in hoe wilsbesluiten (namelijk vanuit het lichaam) tot stand komen, hetgeen een bron is voor 'dwalingen'.


Het noodzakelijk maken van 'voorstellingen' leidt tot 'social construction of reality', die deels waar zijn en deels 'dwaling'. Steeds is het nodig zich te ontdoende van niet meer passende voorstellingen om ruimte te maken voor nieuwe. 'Mythes' te vervangen. Zo wordt asymptotisch (term van prof. C. Schuyt in 'Spinoza en de vreugde van het inzicht', verwacht 2013, Balans, Amsterdam) steeds betere kennis opgebouwd, ook op maatschappelijk gebied.